bijvoorbeeld mede met dit doel opgericht en in menig dichtgenootschap viel een grote interesse voor het nationale erfgoed te bespeuren94. Het begrip vaderlands dient overigens niet uitsluitend in nationale zin geïnterpreteerd te worden. Voor de Zeeuwen had het begrip vaderland in eerste instantie nog de betekenis van Zeeland en de prijsvragen weerspiegelden deze gevoelens. Zes waren er aan de Zeeuwse geschiedenis gewijd tegen drie aan de Nederlandse. Een tweede en nog belangrijker factor was de aanwezigheid in het genootschap van een kleine actie ve groep historici met daaromheen een grote groep belangstellenden. Tot deze kerngroep behoorde de predikant Jona Willem te Water, secretaris van het ge nootschap en vanaf 1785 hoogleraar kerkgeschiedenis te Leiden; in zijn Zeeuw se periode had Te Water al enkele grote publicaties op zijn naam gebracht en was hij er in geslaagd zich tot historieschrijver van de Staten en hoogleraar te Middel burg te laten bevorderen. Verder de zojuist genoemde Veerse predikant Josua van Iperen, wiens belangstelling vooral uitging naar kerk- en wetenschapsge schiedenis; de auctor intellectualis van het genootschap, de Vlissingse predikant Justus Tjeenk, vriend van de Amsterdamse penningverzamelaar Pieter van Damme met wie hij uitvoerig over historische kwesties correspondeerde, en de Middelburgse predikant Adrianus 's-Gravezande, auteur van diverse geschrif ten over de Zeeuwse en compagniesgeschiedenis. Uit de ambtelijke sfeer kwa men Laurens Pieter van de Spiegel, aanvankelijk nog raad en burgemeester te Goes en vanaf 1780 secretaris van de Staten en raadpensionaris; de Veerse stads secretaris Jacobus Ermerins, een onvermoeibaar speurder naar Zeeuwse oudhe den en tenslotte de al eerder vermelde Nicolaas Cornelis Lambrechtsen, pensi onaris en raad van Vlissingen en na 1787 ambteloos. Tot 'buitenleden' van deze groep kunnen worden gerekend de Utrechtse hoogleraar staatsrecht Petrus Bondam, de Groningse hoogleraar klassieke talen Jacobus de Rhoer, de Goudse pensionaris Hendrik van Wijn en de Rotterdamse advocaat Pieter Paulus, die zijn Latijnse schooltijd in Vlissingen had doorgebracht95. Dit clubje actieve historici zag elkaar geregeld op bijeenkomsten van de diverse Walcherse genootschappen en wanneer mondeling contact niet mogelijk was, voerden ze een regelmatige onderlinge correspondentie96. Men hielp elkaar bij het zoeken naar authentieke stukkenOmdat er van enige regelmatige zorg voor overheidsarchieven geen sprake was, waren goede relaties om op stukken de hand te kunnen leggen onontbeerlijk. Ermerins bijvoorbeeld had het stadsar chief van Veere geordend en verschafte zijn collegae regelmatig oorspronkelijk materiaalMen becommentarieerde desgevraagd eikaars prestaties maar ook ie ders vorderingen werden met argusogen gevolgd. Alle leden van dit groepje op Bondam en Paulus na maakten wel eens gebruik van de Verhandelingen van het Zeeuwsch Genootschap. Ook Paulus had hiertoe een poging gewaagd en in 1773 een bijdrage over Floris V aan het genootschap aangeboden. Te Water achtte het stuk echter beneden de maat, maar liet het zekerheidshalve ook door Van Wij n en Van de Spiegel beoordelen. Dezen adviseerden eveneens negatief en tot plaatsing kwam het niet97. Ook co-produkties werden ondernomen. Van Wijn en Lambrechtsen leverden bijdragen aan de Bijvoegsels en Naleezingen op Wa genaar en samen met Te Water schreven ze diverse stukken voor de Vervolgen op dit werk98. Uiteraard moeten de Verhandelingen en de prijsvragen van het Zeeuwsch Ge nootschap niet als de enige of zelfs maar als de voornaamste spreekbuizen van dit gezelschap auteurs beschouwd worden. De hierin gepresenteerde bijdragen en 56

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1985 | | pagina 94