1794) te zijn. Fardon kan haast als ideaaltype van de Nederlandse verlichte bur
ger dienen. Hij was lid van diverse locale Amsterdamse genootschappen en een
enthousiast deelnemer aan prijsvraagcompetities. In 1780 won hij een gouden
medaille bij de Hollandsche Maatschappij met een verhandeling over de volks
verlichting. Hierin hield Fardon een krachtig pleidooi voor een betere volkslite
ratuurvoorziening en stelde hij dat uitsluitend persoonlijke talenten en verdien
sten de weg naar grote carrières mochten banen. In 1788 werd zijn verhandeling
over het toneel als middel om burgelijke deugden te propageren door het Am
sterdamse Dicht- en Letterlievend Genootschap Wij Streven naar de Volmaakt
heid bekroond. Oprichters van dit gezelschap waren de doopsgezinde Gerrit
Brender a Brandis en de doopsgezinde predikant Bernardus Bosch. Beiden na
men eind van de jaren tachtig zitting in het hoofdbestuur van de Maatschappij tot
Nut van 't Algemeen. Ook Fardon behoorde tot de eerste Amsterdamse leden
van het Nut, nadat zijn activiteiten in het Amsterdamse departement van de Oe-
conomische Tak op een teleurstelling waren uitgelopen. Ook aan diverse filoso
fische prijsvragen nam Fardon deel, waaronder een over de betekenis van Kant,
zonder hiermee overigens een medaille te verwerven110.
Fardon nam in zijn verhandeling de tweeledige doelstelling van de grote geleer
de genootschappen op de korrel. Zijn inziens stond het stimuleren van de zuive
re wetenschap de bevordering van het algemeen nut in de weg. Immers, omdat
deze genootschappen over weinig geld beschikten, moesten de publicaties zich
zelf bedruipen en zo mogelijk nog enige winst opleveren. De hieruit resulteren
de hoge kostprijs gecombineerd met de praktijk dat in elk deel van de Verhande
lingen allerlei bijdragen zonder thematische ordening door elkaar stonden, had
den een beperkt debiet van deze delen tot gevolg. De consequenties van deze po
litiek, de boekhandelaars -• algemeen erkend als een roofzuchtig slag - niet on
waardig, waren volgens Fardon rampzalig. De natuurwetenschappelijke, me
dische en wiskundige verhandelingen vonden hun weg naar de gebruikers toch
wel omdat, naar Fardon aannam, serieuze beoefenaars van deze vakken vol
doende literatuuronderzoek deden al vorens een nieuw probleem aan te vatten.
Met de overige twee categorieën verhandelingen was het echter somberder ge
steld. Ook de litteraire en historische bijdragen dreigden op deze wijze een ge
ringe verspreiding te verkrijgen, maar, zo stelde Fardon, deze droegen uitslui
tend bij tot de private Verlichting. Het was echter onaanvaardbaar dat de op pu
bliek nut gerichte verhandelingen geen grotere verspreiding kregen en dat aan
de tenuitvoerlegging van de in deze bijdragen vervatte plannen zo weinig werd
gedaan.
Fardon deed het genootschap diverse remedies voor dit euvel aan de hand.
Allereerst dienden de grote genootschappen af te zien van het winstoogmerk,
zodat nuttige verhandelingen op veel goedkopere wijze geproduceerd en ver
kocht konden worden. Fardon stelde het genootschap de Maatschappij tot Nut
van 't Algemeen ten voorbeeld, die hiervan een stelregel had gemaakt. Idealiter,
zo stelde Fardon vervolgens voor, zou de overheid, wier taak het toch was op het
'ware welzyn' van de burgers toe te zien, betrokken moeten worden bij het op
gang brengen van nuttige projecten. Wanneer deze plannen een strict locale
reikwijdte hadden dienden de locale overheden hiervoor verantwoordelijkheid
te nemen. Opmerkelijk is dat Fardon de provinciale souvereiniteit aan zijn laars
lapte en stelde dat de Staten-Generaal een taak hadden bij de uitvoering van pro-
jecten met een meer algemene teneur. Hiertoe zou bij de Staten-Generaal een
59