Overziet men het diagram, dan springt meteen de overheersende plaats van de granen in het oog22. Zo'n 40 tot 50% van de grond was steeds met granen bezet, terwijl de oppervlakte daarvan gemiddeld zo'n 60% van het gehele areaal markt- gewassen besloeg. Het grootste deel van het korenland werd jaarlijks in beslag genomen door tarwe: 4 tot 6 ha. Voor de verbouw van wintergerst en rogge wer den oppervlakten van 1 tot 2 ha gereserveerd, terwijl elk jaar ook een kleine, constante hoeveelheid haver werd gezaaid. Deze werd na de oogst niet altijd ge dorst, maar ook wel groen versneden om de paarden tot voer te dienen. Zonier- gerst is niet ieder jaar in het bouwplan opgenomen. Dit gewas werd vaak alleen dan gezaaid, wanneer de wintergewassen in het voorjaar mislukt bleken. Zo is voor twee jaren duidelij k te constateren dat er zomergerst op koolzaadland werd ingezaaid2'. In de gewasrotatie vervulden peulvruchten een belangrijke functie bij de afwis seling van de granen. Op dit bedrijf was er een oppervlakte van 2 '/2 tot 5 ha jaar lijks mee bezet. De typisch Zeeuwse paardebonen lijken halverwege de jaren zestig terrein te hebben moeten prijsgeven aan de groene erwten. De verbouw van paardebonen liep trouwens in Zeeland in het derde kwart van de vorige eeuw toch terug24. Met enkele tussenpozen liet Adriaan Vaar ook steeds een paar gemet bruine en witte bonen zetten, die hij soms de benaming klumbonen geeft. Of het werkelijk klimboncn waren is de vraag, want doorgaans werden deze alleen in de moestuin geteeld2"'. Voor het koolzaad was in het bouwplan aanvankelijk een grote plaats inge ruimd. Het gewas werd altijd omstreeks eind augustus of begin september op het sterk bemeste braakland ingezaaid, aangezien het vrij veel van de grond eiste. De teelt was door de geringe winterhardheid van het zaad niet zonder risico. In de jaren zestig had Adriaan Vaar herhaaldelijk te kampen met uitwintering en geringe opbrengstenDat hij na 1869 geen koolzaad meer liet inzaaien zal verder nog te maken hebben met de matige prijzen van het gewas in deze tijd, als gevolg van de concurrentie van overzeese oliezaden en de daling van het patentoliever- bruik door de gestegen invoer van petroleum2". Uit het diagram zou men kunnen afleiden dat het koolzaad als handelsgewas werd vervangen door de meekrap. Beide gewassen verdragen elkaar immers niet in dezelfde rotatie, omdat ze elk veel bemesting verlangen. Meekrap had echter een andere plaats in de vruchtwisselingsvolgorde: het gewas volgde doorgaans niet direct op de braak, zoals het koolzaad, maar een paar slagen daarna op rog ge of wintergerst. Hierom en ook vanwege de meerjarige teeltduur eiste het van andere gewassen eveneens ruimte op. Nog onlangs is in een naslagwerk uiteengezet dat de meekrapteelt, die zich in de jaren vijftig van de vorige eeuw goed had hersteld als gevolg van dc nieuwe op bloei van de verfindustrie, in de jaren zestig sterk aan belang inboette vanwege de 'famine du coton' en de daaruit voortvloeiende slapte in de textielindustrie" Daarna volgde een periode van herstel, totdat in het begin van de jaren zeventig de fabrieksmatige productie van synthetische rode kleurstof de meekrapteelt en -nering geheel zou doen verdwijnen. Voor wie de ontwikkelingen achteraf beschouwt, lijkt zo de introductie van de meekrap door Adriaan Vaar in 1859 opmerkelijkMaar voor de Zuid-Beveland- se boer van die tijd was het een logische zaak. Sinds 1850 werden er grote winsten met meekrap behaald. Juist in Zuid-Beveland, waar van oudsher het gewas 83

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1986 | | pagina 109