besmeten, maar ook zeer gladwandig aardewerk bij; de verschraling is dikwijls plantaardig. Van hetzelfde vondstencomplex is reeds veel door anderen in de loop der jaren verzameld materiaal in het Provinciaal Depot aanwezig. Drs. R. van Heeringen (met ingang van 1 april 1986 provinciaal archeoloog voor Zee land) betrekt de Domburgse vondsten in een uitvoeringe studie over Ijzertijd- aardewerk in het kustgebied van Holland en Zeeland. De heer P. Jansen te Rotterdam maakte melding van een door hem in juni 1985 op het strand te Oostkapelle gedane vondst van twee gave sleutels uit de Karolin gische tijd. Hij trof de voorwerpen bij elkaar aan in een humuslaag. De ene sleu tel heeft een lengte van 7.0 cm; bezit een ringvormig handvat, een massievespits uitlopende schacht en een lange driehoekige baard (zeer gelijkend op nr. 472 in Ned. Oudheden 5, T. Capelle, Die frühgeschichtlichen Metallfunde vort Dom burg auf Walcheren (verzameling Genootschap). De tweede sleutel is 10.3 cm lang; heeft een vlak, spitsovaal handvat; een massieve, spitstoelopende schacht en een min of meer rechthoekige baard. De voorwerpen bevinden zich in de par ticuliere verzameling van de heer Jansen. Er zijn nauwkeurige tekeningen en fo to's van gemaakt. Vrouwenpolder (gemeente Veere). De heer J. Arentsen uit Middelburg vond omstreeks 1984 op het strand van Vrouwenpolder een bodemfragment van een Romeinse terra sigillata-kom (type Dragendorff 31) met daarop het stempel C)ELSIA M van de hand van CELSIANUS). De pottenbakker CELSI- ANUS oefende omstreeks het midden van de 2de eeuw zijn bedrijf uit in het in midden-Gallië gelegen Lezoux. De heer Arentsen heeft deze vondst in 1985 aan het Genootschap geschonken. Biggekerke (gemeente Valkenisse). De heer R. Brouwer van de Stichting Het Zeeuwse Landschap meldde op 10 maart 1985 dat onbekenden een vierkant, twee meter diep gat hadden gegraven in de top van een vluchtberg gelegen aan de Bergweg bij Biggekerke. Aangezien alle nog aanwezige vluchtbergen in Zee land - 32 in totaal - wettelijk beschermde monumenten zijn, betekent de gesig naleerde ingraving een ernstige overtreding van de Monumentenwet. Het is reeds de tweede keer binnen een jaar dat klandestien in een Walcherse vlucht berg werd gegraven. Ongeveer een maand eerder moest een ten noordoosten van Koudekerke, aan de Meinersweg gelegen berg (eigendom van het Genoot schap) het ontgelden. De wijze waarop de ingravingen zijn gemaakt, wijst erop dat de gravers archeologische interesse hadden, maar weinig gevoel voor verant woordelijkheid bezaten. De schade aan de bergjes is inmiddels voor het oog her steld, de recente verstoring in de top van de heuvels blijft 'archeologisch' echter voor altijd aanwezig. De top van de heuvel in Biggekerke bleek te bestaan uit vrij schone, opgevoerde grond. Waarschijnlijk heeft de top van het (kasteel)bergje, daterend uit de 12de/13de eeuw, vroeger op een hoger niveau gelegen. Uit een goed afgesloten vitrine in de archeologische afdeling van het Zeews Mu seum te Middelburg werd in 1985 een voor Zeeland unieke vroeg-middeleeuwse drink- of stortbeker ontvreemd. Deze enige gave beker uit het bezit van het Ge nootschap werd rond 1870 gevonden in een grafkist op het strand van Oostkapel le. De beker is ongeveer 12 cm hoog en vervaardigd uit groen glas. Het vermoe den bestaat dat een verwoede verzamelaar van glas de beker heeft gestolen, want de naast de beker gelegen vroeg-middeleeuwse sieraden bleven onge moeid. XII

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1986 | | pagina 10