de Kreekrakdam (voltooid in 1867), van de Sloedam (1870/71) en van de spoor lijn Roosendaal/Vlissingen onttrok veel arbeiders aan de landbouw. In 1870 en 1871 kwam daar nog de mobilisatie van dienstplichtige soldaten bij in verband met de Frans-Duitse oorlog. Het is niet bekend hoe hoog de lonen op het bedrijf van Adriaan Vaar na 1872 waren, maar het is niet waarschijnlijk dat ze tot in de jaren tachtig weer omlaag gegaan zijn. Een aanwijzing daarvoor is te vinden in de boekhoudgegevens van de dichtbij gelegen meestoof te Nisse. De arbeiders daarvan bedongen tij dens de campagne van 1869 en in de daaropvolgende jaren 1,- en 1,10 als dagloon, nadat ze jarenlang met 0,80 genoegen hadden moeten nemen49. In 1874 kregen ze zelfs 1,40 per dag. Het lijkt er dus op dat het loonniveau in deze streek in de jaren zeventig algemeen hoger was dan in het voorgaande decenni um. Getuige figuur 4 zijn de totale loonkosten van Adriaan Vaar al eerder gestegen, en wel na 1860. De schommeling in de loonkosten van de jaren daarvoor kunnen veroorzaakt zijn door de wisseling in de oppervlakte van het bouwland. Zo hou den de betrekkelijk lage kosten van het jaar 1858 zeker verband met de reductie van de hoeveelheid bouwland in dat jaar tot circa 15 ha. Na 1860 is deze opper vlakte steeds 17 ha geweest. De oorzaken van de loonkostenstijging moet daar om niet in landvergroting maar in de introductie van de meekrapteelt gezocht worden. De verbouw van meekrap was namelijk uiterst arbeidsintensief en eiste 1847 Figuur 4. De loonkosten n.b. de bovengrens geeft de totale loonkostensom aan. I kosten voor de meekrapteeltar beid Y/\ kosten voor arbeid, verricht door vrouwen x x= totale loonsom van de vaste arbeiders 95

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1986 | | pagina 121