y/j m van de teler een groot liquide vermogen"1". Twee- tot driehonderd gulden per jaar betaalde Adriaan Vaar voor het werk op het meeland, dat nooit meer dan 2 ha besloeg. Dat hij niet de enige was in de omgeving die zich voor het eerst met de teelt inliet, betekende voor de arbeiders in de Zak van Zuid-Beveland een verruiming van de werkgelegenheid, vooral voor diegenen die normaal alleen in de wied- en oogstperiode werk hadden. De belangrijke en langdurige delfarbeid ving immers pas aan, wanneer de oogstwerkzaamheden voor de andere gewas sen afgelopen waren. Dat is goed te zien als men de spreiding van de arbeid in de twee hieronder geplaatste 'arbeidsfilms' nagaat. In plaats van één piek in de 1850 - 1853 1867 - 1870 120 "I j 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 1 23 456 7 8910 11 12 13 Figuur 5De betalingen van daglonen en aangenomen werk per periode van vier weken De arceringen hebben de volgende betekenis: 11 daglonen maaien en snijden 1 1 sloten graven, enz. fHÏÏl dorsen en schonen 111H1 wieden en zaad inkappen meekrapteelt De nummers aan de onderzijde van de figuur zijn de nummers van de verschil lende 4-wekelijkse perioden. Deze perioden zijn normaliter de volgende: 1. 4 jan. -31 jan. 6. 24 mei -20 juni 2. 1 febr. - 28 febr. 7. 21 juni - 18 juli 3. 1 maart - 28 maart 8. 19 juli - 15 aug. 4. 29 maart - 25 april 9. 16 aug. - 12 sept. 5. 26 april - 23 mei 1013 sept 11. 11 okt. 12. 8 nov 13. 6 dec. 10 okt 7 n o v 5 dec. 3 jan 96

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1986 | | pagina 122