NOTEN 1. Zie de literatuuropgaven bij J.A. Kuperus, 'Boekhoudingen op Nederlandse land bouwbedrijven vóór 1900', Ceres en Clio (Wageningen, 1964), 79, 97-111; en bij C. Baars, 'Boekhoudingen van landbouwbedrijven in de Hoeksewaard uit de zeventien de en achtiende eeuw', A.A.G. Bijdragen 19(1975), 7,8. 2. Uitkomsten van het onderzoek naar den toestandvan den landbouw in Nederland, inge steld door de landbouwcommissie, benoemd bij K. B. van 18 september 1886, 4 dln's- Gravenhage 1890; zie bij elke gemeente steeds de beantwoording van vraag VII: 'Hoe is de toestand van het bedrijf?' 3. B H. Slicher van Bath, 'Accounts and diaries of farmers before 1800 as sources for agricultural history', A.A.G. Bijdragen 8 (1962), 10. 4. Kuperus, 'Boekhoudingen', 80, 97 e.v. 5. J.A. Kuperus, 'Honderd jaar bedrijfsresultaten van de Wilhelminapolder (1814- 1913)', Historia Agriculturae 6(1962), 117-274. 6. Bouman heeft bij het schrijven van zijn studie over de Zeeuwse landbouwgeschiede- nis veel gebruik gemaakt van het archiefmateriaal van de Wilhelminapolder: P.J. Bouman, Geschiedenis van den Zeeuwschen landbouw, Wageningen, 1946. Zie ver der ook: J.M.G. van der Poel, De Wilhelminapolder 1809-1959, Wageningen, 1959. 7. Bouman geeft voor Zuid-Beveland in de periode 1850-1870 een gemiddelde bedrijfs- grootteopvan 30 tot 40 ha. Bouman, Zeeuwschen landbouw, 191. 8. Het handschrift is na de dood van de auteur in handen gekomen van diens nicht en eni ge erfgenaam, J.E.W. Mol-Vaar. Het is nu in het bezit van de heer J.J. Mol te Kapelle. 9. Zo is bijvoorbeeld voor 9 juli 1853 genoteerd: '...ontzettend groote hagel gevallen'. 10. Dat neemt niet weg dat er toch een aantal rekenfouten in voorkomen. Zo kloppen bij voorbeeld de eindberekeningen van de jaren 1857, 1862 en 1863 niet. In plaats van 776,57'/2, 965,85 en 896,75 moet gelezen worden: 815,40, 945,85'/2 en 967,48. 11. Voor het naspeuren van de genealogische gegevens en het notarieel archiefmateriaal ben ik veel dank verschuldigd aan Drs. N. Groot te Bennekom. 12. Over deze boekhouding, zie J.A. Mol, 'De meestoof 'In De Viugt' te Nisse, 1860- 1893', Historisch Jaarboek voor Zuid- en Noord-Beveland 8(1982), 58-82. 13. Gebruikt zijn bijvoorbeeldwoorden als keiven (schoonmaken), fazzen (zoden), broei- jers (brandnetels) en fagoon (takkenbossen). 14. Na te zien in de Naamwijzer der gemeente Goes en eilanden Noord- en Zuid-Beveland (voor het eerst verschenen in Mil). De Provinciale Bibliotheek te Middelburg bezit een vrij complete serie. 15. Het notulenboek van de meestoofvercniging is in het bezit van de heer C.C. Zandee te Goes. Het kerkhistorisch handschrift bevindt zich in het Gemeente-archief Borsele te Heinkenszand, archief van de Nederlands-Hervormde kerk van Oudelande. 16. Zie: P. van der Sluijs, C.G.L. Steuren I. Ovaa, De bodem van Zeeland, Wageningen, 1965. 17. Zo deelde Ir. M. A. Geuze te Wouw mij mee. 18. In de 19de eeuwse agrarische handboeken treft men de volgende berekeningen aan be treffende de jaarlijkse mestproductie van koeien en paarden: W.C.H. Staring, Huis boek van den landman, 1868, paard 5700 kg en koe 13.400 kg; F.J. van Pesch, Beknop te handleiding tot de kennis van den Nederlandschen landbouw, 1890(2), 90, 91 paard 8700 kg, rund 10.500 kg; G. Reinders, Handboek van den Nederlandschen landbouw en de veeteelt dl.1,1899(4), 383, paard 10.200 kg, koe 11.400 kg. Er trad in de zomerpe riode mestverlies op, omdat Adriaan Vaar zijn koeien dan buiten liet lopen. Het aan- 105

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1986 | | pagina 131