ge), 5. Een bemesting van 40 voeren gold als zwak, 64 voeren middelmatig en 120 voe
ren als zwaar volgens E.C. Enklaar, Handboek voor den akkerbouw (Zwolle, 1850),
96.
39. Slechts één bericht, van 27 maart 1852, heeft betrekking op bemesting van ander land
dan braakland. Het gaat hier om een perceel aardappelen.
40. Bouman, Zeeuwschen landbouw, 96.
41De cijfers van de Wilhelminapolder zijn ontleend aan: Kuperus 'Wilhelminapolder',
bijlage 11.
42. De Zeeuwsche gemiddelden zijn ontleend aan Bouman. Zeeuwschen landbouw, 173,
174.
43. Een goede schets van de werkzaamheden van een paardeknecht in deze tijd biedt:
M.A. Geuze, PaardeknechtDe aantekeningen van een Thoolse boerenknecht van
1864-1866, (s.a., Landbouwmuseum St. Annaland).
44. Eén keer, bij de datum 6 mei 1854. komt met betrekking tot twee vaste arbeiders de
notitie voor; week geen werk. Blijkbaar was dat uitzonderlijk.
45. In 1848, het revolutiejaar, werd in verband met de beroerde toestand van de landar
beiders-in 1847 en 1848 mislukte de aardappeloogst - een commissie van de Z.L.M.
ingesteld om deze toestand te onderzoeken en voorstellen voor verbetering ervan te
ontwerpen. De bevindingen werden in 1869 in Middelburg gepubliceerd onder de titel
Rapport naar aanleiding van een ingesteld onderzoek omtrent den zedelijken en materi-
eelen toestand der arbeidende en dienstbare bevolking. Men vindt het ook in het Tijd
schrift voor staatshuishoudkunde en statistiek! (1852). 209-228. Tot enige maatregelen
van de overheid heeft het niet geleid.
Pas in het reeds eerder aangehaalde rapport over de toestand van de landbouw (1886)
is weer aandacht aan de positie van de landarbeiders besteed, zij het slechts zijdelings.
In de grote Arbeiders-enquêtes van 1886 en 1890 ontbreekt de sector landbouw helaas
volledig.
46. Vaste arbeider Izak Meertens bijvoorbeeld verdiende tot 1865 's winters 0,75 per
dag en nadien slechts 0,65. Bij het dorsen en snijden kreeg hij wel het taakloon, dat
voorde andere gold; zijn arbeidsprestatie was, gemeten aan de hoeveelheid tijd die hij
aan de verschillende karweien besteedde, even groot als die van de anderen.
47. Voor de verschillende teeltwerkzaamheden, zie: J.M.G. van der Poel, 'Dc teelt van
meekrap', Ceres en Clio, (Wageningen, 1964), 129-165.
48. Aldus een vriendelijke mededeling van Prof. J.M.G. van der Poel te Wageningen.
49. Mol,'Meestoof Nisse', 74.
50. Ibidem, 67.
51Verslagen en rapporten van het onderzoek naar de oeconomische toestand der landar
beiders, dl 2 ('s-Gravenhage, 1908), 275.
52. De serie Kohieren van de Hoofdelijke Omslag van de gemeente Oudelande is helaas
niet compleet; de stukken over de periode 1847-1860 ontbreken in ieder geval. De
hoogte van de bijdragen van de verschillende klassen werd overigens ieder jaar weer
opnieuw vastgesteld. De bijdrage van de laagst aangeslagenen, wier inkomen op
300,- tot 350,- werd geschat, varieerde van 0,30 tot 1,-. In 1879 werd deze
vastgesteld op '/2% van 325,- 1,62.
53. Men bedenke dat de paardeknecht wel lang in dienst is geweest. Hij vertrok in 1879
met de dienstbode, na de geboorte van een kind.
54. Bouman, Zeeuwschen landbouw, 62.
55. In de boekhouding van de meestoof te Nisse is de aanvoer niet in hoeveelheden maar
in oppervlakten geregistreerd. Het gewicht van de door Adriaan Vaar aangevoerde
meede is dus niet na te gaan.
107