buitenlandse handel uitstrekte. In de landbouw en scheepvaart waren de moei
lijkheden het eerst voelbaar3. Dat de crisis in Vlissingen pas in de loop van 1931
goed merkbaar werd, kwam doordat 'De Schelde' in de twee voorafgaande jaren
nog over lopende orders beschikte. In 1931 echter werden de laatste particuliere
opdrachten voltooid. Aan het einde van het jaar was de orderportefeuille zo
goed als leeg. Het bedrijf werd in de daarop volgende jaren hoe langer hoe meer
afhankelijk van overheidsorders (marineschepen, provinciale veerboten) en
moest omzien naar fabricage van andere produkten, zoals onderdelen van brug
gen, turbines, ketels en zelfs vliegtuigen: 'stuk voor stuk opdrachten van het
Rijk, provinciale electriciteitsbedrijven, van de staatsmijnen en de Nederlandse
Spoorwegen'4. Voor 'De Schelde' leek in 1936, het jaar waarin de gulden werd
gedevalueerd, het dieptepunt van de crisis overwonnen.
Tabel II
Verloop van de werkgelegenheid bij 'De Schelde
JAAR GEM. AANTAL ARBEIDERS GEM. AANTAL WERKLOZEN
1930
2431
-
1931
1889
535
1932
1307
938
1933
1027
1143
1934
1236
1097
1935
1224
975
1936
1771
685
1937
2177
532
1938
2610
485
1939
3229
-
Behalve de scheepsbouw ondervonden ook andere belangrijke economische
sectoren de gevolgen van de crisis. Het stagnerende havenverkeer en de afne
mende scheepsvrachten leidden tot verminderde activiteiten in de Vlissingse ha
ven. De 'NV Haven van Vlissingen' en het bunkerstation van de 'SHV' werden
hierdoor als eersten getroffen6. De 'Maatschappij Zeeland' zag zich in 1933 ge
dwongen mensen met vervroegd pensioen te sturen7, een jaar later gevolgd door
gedwongen ontslagen8.
De stagnatie in de bouwnijverheid zette zich van 1931 onafgebroken voort tot
1937, toen een begin werd gemaakt met de bouw van complexen arbeiderswo
ningen en de particuliere woningbouwverenigingen hun activiteiten hervatten9.
Tabel III geeft een overzicht van het aantal ingeschreven werklozen bij de ge
meentelijke Arbeidsbeurs, gesplitst naar beroep over de periode 1930-19401".
Hieruit blijkt o.a., dat Vlissingen in december 1934, het dieptepunt van de crisis,
een kleine 1400 officieel geregistreerde werklozen kende. De ellende die de
werkloosheid met zich meebracht was echter veel groter dan de cijfers doen ver
moeden. Ook de gezinsleden van de werklozen behoorden tot de directe crisis
slachtoffers. En dan is er nog niets gezegd over de vele groepen, die tengevolge
van de werkloosheid hun bestaan zagen bedreigd: de kleine zelfstandigen en de
jongeren die door de crisisellende gedwongen werden allerlei baantjes aan te ne
men".
116