Het leek erop, dat ook de vele werklozen berustten in hun lot. Weliswaar had de
burgemeester, C. A. van Woelderen, in 1932 gewezen op de noodzaak tot hand
having van een krachtige burgerwacht en politieapparaat in de stad 'met het oog
op de zeer ernstige tijdsomstandigheden, die tot groote moeilijkheden van
de zijde van ontevreden volksgroepen aanleiding zouden kunnen geven...'55,
doch toch grote onlusten kwam het niet56. Wethouder Laernoes mocht dan wel
eens om politiebescherming vragen, omdat hij bij de uitbetaling van werklozen
op het stadhuis problemen verwachtte, molestaties bleven uit57.
Klachten van arbeiders in de werkverschaffing en kritiek op de hoogte van de
steunnormen kwamen veelvuldig voor58. Dit alles leidde echter niet tot onlust
gevoelens culminerende in een opstand. 'Ze schikten zich er in, het was niet an
ders. Ze hoopten alleen op opleving'59. Deze woorden van een plaatselijk vak
bondsbestuurder leken niet alleen de stemming onder de leden van de moderne
bond weer te geven, maar ook die onder de meerderheid der werklozen.
Dit laatste moesten ook de syndicalisten in Vlissingen erkennen. De syndicalisti
sche metaalbewerkers, aangesloten bij het in 1923 van het NAS afgescheiden
'Nederlandsch Syndicalistisch Vakbond (NSV), waren veel radikaler in hun kri
tiek op de situatie in Vlissingen60. De direktie van 'De Schelde' werd gehekeld
en verantwoordelij k gesteld voor de slechter wordende positiewaarin de werk
lozen kwamen te verkeren61Toen de leiding van de scheepsbouwonderneming
voor de bouw van onderzeeërs in 1930 een overwerkvergunning voor 200 arbei
ders aanvroeg, wilde de bestuurder van de syndicalistische federatie, A.J.P.
Hooze, een vergadering beleggen met alle arbeiders, 'die aan deze moordwerk
tuigen werkzaam zijn'. Nog beter was het in zijn ogen, dat de 'werkende het ver
tikte om nog langer dan 6 uur daags te werken, dan beloopen ze zelf ook niet de
kans spoedig werkloos te worden en zouden de werkloozen ook gelegenheid
krijgen in eigen onderhoud te voorzien'62.
Dat de toestand van het bedrijf bezuinigingen noodzakelijk maakte, geloofde
Hooze niet, dit was naar zijn mening slechts een excuus om loonsverlaging en
ontslagen door te voeren: 'Het is nou een reuzentijd voor den ondernemer, de
malaise is nu de kapstok, waaraan ze alles kunnen ophangen65.
De VBB werd een grote mate van passiviteit en bedrog van de eigen leden ver
weten64. De persoon van Van Spanning kon in syndicalistische ogen geen goed
doen. Onderstaande regels illustreren hoe zij over deze bondsbestuurder dach
ten:
'Hij is de bons van de moderne beweging
Hij is een raadslid zoo als 'n Wesseling [directeur 'Schelde', AK]
Hij is ook de kapitalist in spee
Hij poseert ook wel als socialist
Doch is de vriend van den kapitalist'65
De syndicalisten belegden vergaderingen en plaatsten regelmatig berichten in
hun bondsorgaan met het doel 'het evangelie der ontevredenheid te verbrei
den'66. Ze constateerden echter, dat er in Vlissingen weinig was te bereikenMet
verbijstering werd vastgesteld, dat de arbeiders van 'De Schelde' de loonsverla
ging van 1931 'zonder zelfs een woord van protest te doen hooren' hadden aan
vaard67. De syndicalisten klaagden over de algehele matheid in de stad en de
zeer slecht bezochte ledenvergaderingen68. Ondanks pogingen om de werklozen
tot aansluiting te bewegen, erkenden ze hier niet in te slagen69. Na 1934 ont-
125