scheid tussen georganiseerde en ongeorganiseerde werklozen te worden ge
maakt116.
Het was niet de werklozenzorg, waar in de tweede helft der jaren '30 de grootste
aandacht van de sociaaldemocratie naar uitging. SDAP en VBB richtten zich
meer en meer op de werkende arbeiders. Na de conjuncturele opleving zagen de
bonden voor het eerst sinds jaren weer mogelijkheden hun positie te verbeteren
en de in de crisisjaren opgelopen schade te herstellen. Het bestuur van de Vlis-
singse ANMB was merkbaar opgelucht, toen in 1936 de werkgelegenheid bij 'De
Schelde' zich uitbreidde. Niet alleen had de bond in de crisisjaren keer op keer
loonsverlaging moeten slikken, het verloop van het ledental en het schrikbarend
hoge aantal werklozen onder de eigen leden gaven de bond nog meer reden tot
bezorgdheid. De opleving in 1936 kwam voor het bestuur dan ook als een bevrij
ding De toenemende werkgelegenheid leidde in zijn ogen tot 'een ommekeer in
de zielkundige gesteldheid van onze menschen, waarbij er waren - dat weten wij
van nabij - die zich al als de uitgeworpenenals de overbodigen gingen beschou
wen'"7. Vanaf 1936 werden uitgebreide ledenwerfcampagnes gevoerd. In 1937
wist de ANMB een aantal verbeteringen voor het personeel van 'De Schelde'
door te voeren: een verhoging van het uurloon en een uitbreiding van het aantal
vakantiedagen118.
De bonden konden tevreden zijn: de werkgelegenheid had zich fors uitgebreid
en de leden stroomden weer toe. Deze omstandigheden waren ideaal voor de
bond, die nu, niet langer geconfronteerd met een massale werkloosheid, primair
zijn aandacht richtte op de situatie waarin de werkende arbeiders verkeerden.
Het leek er tenminste op, dat de VBB zich meer van hun lot aantrok dan van dat
van de werklozen1 '9.
In de tweede helft van de jaren '30 gingen SDAP en VBB zich in steeds sterkere
mate richten tegen het fascisme, dat meer nog dan het kapitalisme als doodsvij
and van het socialisme werd gezien. Onder de titel 'Vrijheid of fascisme?' gaf W.
Banning op een door de Plaatselijke Raad georganiseerde vergadering aan,
waar de werkelijke maatschappelijke tegenstelling was gelegen: niet langer de
tegenstelling tussen socialisme en kapitalisme stond volgens hem centraal, maar
die tussen democratie en dictatuur1-". Zijn betoog illustreerde de koerswijzi
ging, die de sociaaldemocratie in de jaren '30 onderging. Met de opkomst van het
fascisme bleek ze bereid zich aan de burgerlijke maatschappij aan te passen en
deze eventueel met geweld te verdedigen. Op plaatselijk niveau werd actie ge
voerd tegen het fascisme. Tot ernstige ongeregeldheden kwam het echter
niet121. De situatie leek even dreigend, toen in maart 1937 de NSB een krans leg
de om het standbeeld van De Ruyter122. De sociaaldemocraten ergerden zich
aan de 'opvallend hoffelijke en wellevende' houding van bepaalde politiemen
sen, die de fascisten in bescherming zouden hebben genomen123. Met name de
Vlissingse hoofdcommissaris Gasinjet moest het hierbij ontgeldenDe vrees dat
hij met het fascisme sympathiseerde bleek achteraf niet ongegrond124.
Het was de dreiging van het fascisme waar de belangstelling van de SDAP-ers in
deze jaren in eerste instantie naar uitging. Bij herhaling drongen de sociaalde
mocraten aan op een sterke verdediging van Vlissingen125. Eind 1939 riep Van
Oorschot met het oog op het dreigende oorlogsgevaar uit: 'Ons Volk zal de
grootste eensgezindheid aan den dag moeten leggen. Een nauwe samenwerking
zal moeten plaats hebben en heel dikwijls zullen geschillen moeten worden ver
drongen'126. Uit deze woorden van de eens zo radikale socialist bleek, dat ook
hij volledig was bijgedraaid.
131