De koersverlegging ging de politieke tegenstanders niet onopgemerkt voorbij en gaf hun af en toe aanleiding tot ironische opmerkingen. Toen in 1938 Rorije sprak over de landsverdediging, merkte de AR Marijs op: 'Over hetgeen de Wethouder zegt, zou men bijna denken dat deze antirevolutionnair is'127. De strijd tegen het fascisme en de meer burgerlijk gezinde opstelling van de par tij leverden haar bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1939 niets op128. De ver wachte doorbraak en de bevrijding uit het isolement bleven uit. Hiermee werd de ontwikkeling op nationaal niveau bevestigd. Conclusies Een vergaande toegevendheid en een berusting in de situatie waren de belang rijkste kenmerken van de sociaaldemocratische politiek gedurende de eerste helft der jaren '30. De acties van partij en vakbeweging beperkten zich tot een bestrijding van de gevolgen der werkloosheid. De SDAP en het NVV werden steeds verder in de verdediging gedrongen en waren niet bij machte veel meer te doen dan de ellende voor de werklozen enigszins draaglijk te maken. Binnen de gemeente was de opstelling van de sociaaldemocraten nog defensiever. De druk van de overheid en de afhankelijkheid van één bedrijf deed hen de eigen on macht inzien. Het wachten was op betere tijden: pas dan wanneer de conjunc tuur zich herstelde kon het offensief worden hervat. De lijdzame politiek leidde incidenteel tot een meningsverschil binnen de partij, doch had geen consequen ties: de SDAP-wethouder trad niet af. De sociaaldemocratie wenste medever antwoordelijkheid te dragen voor een beleid waar ze in theorie niet achter stond In geen geval mocht een daadwerkelijk verzet tegen de regeringspolitiek worden gepleegd. De houding van de syndicalisten en de OSP, die de economische crisis probeerden aan te grijpen om in de aanval te gaan en de revolutie te verwezenlij ken, werd afgewezen. De uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen in 1935 was voor de partij het be wijs, dat de tot dan toe gevoerde politiek de juiste was. De crisis gaf in Vlissingen geen radikalisering in linkse richting te zien, integendeel, van de sociaaldemo cratie leek in deze periode een steeds groter wordende aantrekkingskracht uit te gaan. Over het geheel genomen was de sociaaldemocratie niet ontevreden over hetgeen in de periode tot 1935/'36 op het gebied van de plaatselijke werklozen zorg was bereikt. De tweede helft van het decennium gaf een enigszins ander beeld te zien. De eco nomische opleving schonk partij en vakbeweging een groter zelfvertrouwen. Het Plan van de Arbeid leidde tot meer élan onder de eigen leden, doch had wei nig gevolgen voor het gevoerde gemeentebeleid. Het beleid inzake de werklo zenzorg werd zo veel mogelijk gecontinueerd, hetgeen betekende dat de sociaal democratie zich hoofdzakelijk bleek beperken tot een bestrijding van de ergste symptomen der werkloosheid. Slechts de motivatie waarmee bepaalde maatre gelen werden voorgesteld verschilde met die uit de voorgaande periode. Werd de werkverschaffing in de eerste jaren der crisis gezien als een sociale maatregel, bedoeld om de werklozen bezig te houden, nu werd gewezen op het economisch belang van bepaalde projekten voor bredere groepen in de samenleving dan de arbeiders alleen. Beschouwden de sociaaldemocraten in de eerste helft der jaren '30 de werken den en werklozen als lotgenoten, nu maakten ze een duidelijk onderscheid tus- 132

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1986 | | pagina 158