DE GRENZEN TUSSEN KAAPVAART EN ZEEROVERIJ.
DE ACTIVITEITEN VAN KAPITEIN FRANS BEHEM
TUSSEN 1537 EN 1539
door Frans Gooskens
INLEIDING
'In 't selve jaer (1538) in Meerte was een Capiteyn Frans Bemen genaemt die in zee sloech
met een oude huede scip ende met 28 mannen uut Zeelant, ende nam voor prijs met subtij-
licheyt een Fransch galeoen van oorloghe zeer wel toegerust met alle munitein van oorlo
gen in de welcke waren 72 mannenende brochtet ter Veere in Walcheren innemet groter
triumhen. Ende dese Capiteyn sloech weder in zee met dat galeoen dat hi voor prijs inge
bracht hadde in 't zee, daer hi grote valiantschap bedreef, so dat hi daer mede nam wel
vijfthien schepen. Maer in 't jaer daer na ghinck hi zijn bestellinge te buyten, ende worde
opter zee rovende, waer duere dat hi in 't eynde te Bremen gecregen wert, ende met alle
zijn volc geexecuteert voor zeerovers".
Aldus verhaalt de Zeeuwse kroniekschrijver Jan Reygersberch over de beleve
nissen van de vanuit Veere opererende kaper Frans Behem1Volgens de passage
uit de kroniek veroverde Behem met een oude en kleine kustvaarder een groot
Frans oorlogsschip en bracht het op naar Veere. De kaper ging vervolgens met
het Franse schip de zee op en veroverde op stoutmoedige wijze 15 schepen. Het
j aar daarop ging Behem echter te ver en werd te Bremen geëxecuteerd als zeero
ver; de bemanning deelde zijn lot.
De tijdsgenoot Reygersberch, burgemeester van Veere, was goed ingelicht van
wege zijn nauwe kontakten met Maximiliaan van Bourgondië-Beveren, heer
van Veere en admiraal van de zee. Zijn kroniek droeg hij ook op aan deze mach
tige en invloedrijke heer. Maximiliaan gaf hem waarschijnlijk toestemming in
zijn archieven te werken2.
Latere auteurs die zich bezig hielden met de zeegeschiedenis namen de medede
ling van Reygersberch kritiekloos over. Wij verwijzen naar de achttiende eeuw-
er Ermerins en zijn Zeeuwsche Oudheden, de negentiende eeuwer De Jonge en
zijn Geschiedenis van het Nederlandsche Zeewezen en de bijdragen van de in de
ze eeuw levende auteurs Vrijman en De Mey3. De Jonge, op zoek naar waardige
voorlopers van De Ruyter en Tromp, noemde de heldendaad van de 'Zeeuwsche
vrijbuiter', maar vergat diens executie als zeerover te vermelden. Na de bespre
king van de episode Behem en enige kleine zeeslagen rond het jaar 1550, zegt De
Jonge dat het geen wonder was: 'dat bevelhebbers en zeelieden, zoo ervaren en
zoo moedig, bij hunne Vorsten en bij vreemde Monarchen in hooge achting
stonden'4. De Mey hoedt zich er voor Frans Behem en de hele zeegeschiedenis
van de eerste helft van de 16e eeuw in een patriottistisch kader te plaatsen. Hij
benadrukt dat tijdens deze periode oorlogsvaart, kaapvaart en zeeroverij niet
gescheiden kunnen worden. Vele kapers en kapiteins van oorlogsschepen over
traden hun door de overheid uitgereikte commissie- of kaperbrieven en werden
daardoor, juridisch gezien, zeerovers. In oorlogen, die meestal gevoerd werden
voor het veilig stellen van dynastieke belangen, was geldelijk gewin het belang
rijkste motief voor het nemen van vijandelijke schepen. Vele schepen die be
stemd waren voor de vrijbuiterij (de verzamelterm voor kaapvaart en zeeroverij)
1