brek aan biografieën van vrijbuiters uit de genoemde periode deels te ondervan
gen. Frans Behem is vooral interessant, omdat hij zo nauw bij de oorlogsvaart èn
de kaapvaart èn de zeeroverij betrokken was. Behem begon als oorlogskapitein
in de dienst van de admiraal van Veere, ging daarna de zee op als kaper en hij
eindigde zijn leven te Bremen als zeerover.
Wij zullen trachten aan te tonen hoe deze ontwikkeling verliep en hoezeer deze
drie activiteiten in eikaars verlengde lagen. Tevens zal de eerder aangehaalde
uitspraak van De Jonge, dat de Nederlandse zeelieden vanwege hun moed en er
varing bij hun vorst en vreemde koningen in hoog aanzien stonden, in een ander
daglicht gesteld worden.
Het mag uniek genoemd worden dat we de activiteiten van een kaper uit de eer
ste helft van de 16e eeuw zo nauwkeurig over een drietal jaren kunnen volgen.
Dit werd niet in de laatste plaats veroorzaakt door het turbulente leven van Frans
Behem, die daardoor geregeld in botsing kwam met de autoriteiten. Vooral van
belang is het pas ontsloten archief van de admiraliteit van Veere. In een register
van de admiraliteitsraad bevinden zich vier sententiën, die betrekking hebben
op twee door Frans Behem in 1537 en 1538 uitgevoerde kapingen'. Voorts kan
nog verwezen worden naar een vonnis uit 1553 van het Hof van Holland. Dit
vonnis geeft aanvullende informatie over de affaire Dordrecht8. Bovendien is er
in het Staatsarchiv Bremen een dossier aanwezig over de rechtszaak die in het
jaar 1539 gevoerd werd tegen Behem en zijn bemanning vanwege hun rooftoch
ten op de Noordzee9. Tenslotte troffen we in een register bewaard in het stadsar
chief van Veere Behems naam aan. Wij vangen ons verhaal aan met een analyse
van dit laatste document.
DE ACTIVITEITEN VAN FRANS BEHEM TIJDENS DE OORLOG MET
FRANKRIJK (1536-1538)
In dienst van de admiraal van Veere
In het register bewaard op het stadsarchief van Veere, aangelegd in het jaar
1529, troffen wij een later ingeschreven ordonnantie aan 'upt scip ende volck van
[orloge] daer cappeteyn van es Frans Behe[m]'lü. Wij kunnen hieruit opmaken
dat Behem als kapitein dienst deed op een schip uitgerust door de admiraal van
Veere. Zeer waarschijnlijk moeten we het stuk in het jaar 1536 situeren, in welk
jaar er in Italië een oorlog uitbrak tussen de Franse koning Frans I en keizer Ka-
rel V. Na verloop van enkele maanden sloeg het konflikt over naar de Noordzee
en op 21 juli 1536 gaf Karei V zijn onderdanen toestemming oorlogsschepen uit
te rusten om daarmee Franse schepen en goederen buit te maken; dit als ant
woord op Franse plunderingen, die plaats hadden gevonden voor de kusten van
Vlaanderen, Zeeland en Holland11. De kapiteins van de kaapschepen moesten
blijkens de maatregel van Karei V trouw zweren aan de heer van Bourgondië-
Beveren als admiraal van de zee.
Vooral Zeeland had in het eerste jaar van de oorlog veel te lijden: naast de scha
de die voort kwam uit het oorlogsgeweld, werd de provincie ook nog eens getrof
fen door overstromingen. Op 10 mei 1537 schreven de Staten van Zeeland een
bede uit van 25.000 Carolus guldens, waarmee de Staten 600 voetknechten in
dienst konden nemen en voorzien in de kosten van de 'twee voerleden Inunda-
cien'12. Het uitrusten van oorlogsschepen te Zeeland door de admiraal van Vee-
3