hoog aanzien en afkomstig uit bevriende landen: Frans Behem zou in dienst ge
weest zijn van de keizer als admiraal en Lodewijk van Moerkerken en Rembert
van Tyle sproten voort uit adellijke geslachten44. Bovendien wierpen verschil
lende heren zich op als beschermers van de gevangenen: de aartsbisschop van
Bremen45, Balthasar von Esen en een collega-zeerover genaamd Gotschalk
Remlinckrad. Remlinckrad beweerde in een schrijven aan het bestuur van Bre
men, dat Behem een kaperbrief gekregen zou hebben van hertog Albrecht van
Mecklenburg46. Het stadsbestuur bezat echter al de kaperbrief uitgeschreven
door Balthasar von Esen en de verklaringen afgelegd door Behem en zij n metge
zellen maakten nergens melding van een band met de hertog. De bewering van
Remlinckrad kon zodoende snel van de hand gewezen worden.
Het optreden van beschermheren, de internationale complicaties ontstaan tij
dens de oorlog met de jonker èn het zeer grote aantal verdachten noodzaakten
tot uitstel van het proces. De stad benutte het uitstel door diverse vorsten te pol
sen en raad te vragen.
Vooral de regentes Maria van Hongarije, die Karei V verving gedurende zijn
verblijf in Spanje, steunde het streven van Bremen de zeerovers streng te straf
fen. We kunnen uit haar gedrag opmaken, dat de handhaving van de openbare
orde en de bestrijding van de onveiligheid op zee voor haar een hogere prioriteit
hadden dan de bestrijding van het evangelische Bremen. Op 28 augustus 1539
schreef Maria van Hongarije een brief aan het stadsbestuur, waarin zij haar fiat
voor de berechting gaf4 Later (15 oktober) zou de regentes de stad verzekeren
dat zij er op zou toezien, dat er vanuit Amsterdam geen kapiteins meer zouden
vertrekken die van plan waren in dienst te treden van Balthasar von Esen48.
Zeer uitvoerig en juridisch beargumenteerd was de brief van de raad van de her
tog van Lüneburg. De leden van de raad waren de mening toegedaan dat Bre
men de zeerovers mocht veroordelen, omdat de rovers hun bestelbrief ver te bui
ten waren gegaan, het hiervoor aangedragen bewijsmateriaal sterk genoeg was
en dat degene bij wie de schade was aangericht volgens hen het recht had een
proces aan te spannen, ondanks het feit dat de misdaden in open zee gepleegd
waren49.
Na de binnenkomst van deze en andere bemoedigende berichten besloten de
raadsheren van Bremen de berechting plaats te laten vinden op donderdag 2 en
vrijdag 3 oktober. Twee weken hiervoor brak een aantal gevangenen uit de ge
vangenis. Via een touw van aan elkaar geknoopte hemden en broeken konden
zij zich naar beneden laten zakken en stalen een vissersbootje. De volgende dag
spoorden enige zeelieden hen op en brachten ze weer binnen de stad. De kro
niekschrijver zegt: 'Dar mostenn se syn unnd sterven'50.
In de dagen voorafgaand aan het proces kregen de gevangenen nog bezoek van
de predikant Johan Amsterdam en zijn helper Buelef Nuurberg, die hun de heili
ge sacramenten moesten toedienen en 'mit dem Godtlichen wort desuelven
troëstenn, lehrenn, underrichten und vormanen'. Eerst begaven de twee predi
kanten zich naar de Dwingertoren, waar Frans Behem met enige anderen opge
sloten was. Daarna bezochten ze drie andere plaatsen waar zeerovers gedeti
neerd warenVolgens de kroniekschrijver Rudolph a Depholt bracht het godde
lijk woord de zeelieden, die tot dan toe een bandeloos leven geleid hadden, tot
inkeer.
Donderdagmorgen 2 oktober werden twee groepen gevangenen gekneveld naar
de markt vervoerd voor het proces. Tijdens de rechtszitting probeerde Frans Be
ll