noch hebben gemerct dat hemlieden gheen tradictie van eenege van den zeiven goeden gedaen en is geweest, mar es midsdien een eygendom van dien altyt gebleven een Franchoysen...' 33. RAZ, Admiraliteit van Veere, inv.nr. 22. 34. RAZ, Rechterlijk Archief Eilanden, inv. nr. 341 fol. 61v. Recueil des ordonnances des Pays-Bas, 2e serie dl. III 546-547. De ordonnantie uitgevaardigd door Karei V op 21 juli 1536 bepaalde inderdaad dat zijn onderdanen zonder zijn speciale toestemming geen handel mochten drijven met Frankrijk. 35. RAZ, Rechterlijk Archief Eilanden, inv. nr. 341 fol. 62. 36. Ibidem, fol. 64v. 37. RAZ, Admiraliteit van Veere, inv. nr. 48e. Soms leende een Franse handelaar de naam van een persoon uit de Nederlanden om zijn goederen veilig te kunnen versche pen. 38. Voor literatuur over dit konflikt verwijzen wij naar: W. von Bippen, 'Bremens Krieg mit Junker Baltasar von Esens, 1537-1540. Ein Beitrag zur bremischen Reformations- geschichte" in: Bremisches Jahrbuch, XV (1889) 30-76. Aanvullende details in C.N. Roller, Geschichte der Stadt Bremen (Bremen, 1800) III 43-45 en J.H. Duntze, Ge- schichte derfreien Stadt Bremen (Bremen, 1848) III 170-171. Alle drie de auteurs ba seerden hun verhaal op het Dossier Behem aanwezig in het Staatsarchiv Bremen. 39. SB, Dossier Behem, nr. 39. 40. Zie Bijlage II. Jacob de Smet, oftewel Jaques le Fabre, legde zijn verklaring eerst af in het Frans. Hieraan voegde men een Nederlandse versie toe, die de Franse tekst vrijwel letterlijk volgt. 41SB, Dossier Behem, nr. 59. In een brief geschreven vanuit zijn gevangenis te Bremen deelt Behem aan jonker Balthasar mee, dat hij de vissers beroofd had 'durch gebreck vitaly'. 42. Ibidem, nr. 109. Van 16 september 1539 dateert een brief van het stadsbestuur van Antwerpen, waarin de Portugezen Johan Rodrigues, Lodewyck Vaz, Ruyse Gomes en Jehan Mendes genoemd worden als eigenaren van de lading. De vier kooplieden stuurden de Portugees Alvares naar Bremen om hun zaken te behartigen. In 1540 kre gen ze hun waren terug uit Bremen. 43. Ibidem, nr. 11. Kroniek van Depholt. 44. Ibidem, nr. 74. Volgens Bremen bevonden zich onder de gevangenen enigen van 'stat- licher Freuntschafft'. Simon van Leeuwen, Batavia Illustrata ('s-Gravenhage, 1685) 1008. Lodewijk van Moerkerken was een van de vier zoons van Lodewijk Praat van Moerkerken, ridder en ambachtsheer van Carnis en Barendrecht. Zijn moeder was Catharina van Egmont, bastaarddochter van de graaf van Buren. In 1586 informeerde J acobus de Valadolytdie getrouwd wasmeteennichtvanLodewijkvan Moerkerken naar de datum van overlijden van de ongehuwde oom van zijn vrouw in verband met een een erfeniskwestie. Zie: W. von Bippen, 'Bremen Krieg', 75-76. 45. SB, Dossier Behem, nr. 57. Volgens de aartsbisschop van Bremen, in een brief aan de stad d.d.17 aug. 1539, waren er onder de gevangenen dienaren van vorsten en konin gen. 46. W. von Bippen, 'Gotschalk Remlinckrad als Seerauber' in: Bremisches Jahrbuch, XV (1889) 77-95. Zie ook: SB, Dossier Behem, nr. 78-81. In een brief aan de raad van Bre men heeft Remlinckrad het over 'eynen von mynen vorwanten Franz Beheme'Onze ker bleef of hij bedoelde dat Behem een familielid van hem was of slechts een goede bekende/vriend. De duitse koopman Remlinckrad was zeerover geworden nadat eni ge Antwerpse verzekeraars geweigerd hadden hun verplichtingen na te komen en hem een bankroet bezorgden. 18

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1986 | | pagina 40