LIEFHEBBERS DES VADERLANDTS
ENDE BEMINDERS VAN DE COMMERCIE'
DE PLANNEN TOT OPRICHTING VAN EEN GENERALE WESTINDISCHE
COMPAGNIE GEDURENDE DE JAREN 1606-1609
door drs. AC. Meijer
INLEIDING
Toen de Westindische Compagnie (WIC) in 1621 tot stand kwam, waren daar
vele jaren van plannenmaken aan voorafgegaan. Al vóór 1600 moeten er plan
nen gesmeed zijn, die echter pas in 1606 in bredere kring bekend werden. Vanaf
dat moment werd door de betrokken partijen intensief onderhandeld en het
scheelde weinig of de WIC was in 1607 opgericht. Dit onderzoek betreft vooral
het besluitvormingsproces dat in deze twee jaren plaatsvond. Dat het toch nog
tot 1621 zou duren voordat er een WIC van de grond kwam, vond zijn oorzaak in
de in 1607 begonnen vredesonderhandelingen, die tenslotte tot het Twaalfjarig
Bestand (1609-1621) zouden leiden.
Juist in de jaren 1606 en 1607 werd in de Republiek der Verenigde Nederlanden
naarstig gezocht naar middelen om de oorlog tegen Spanje een andere wending
te geven. Niet alleen hadden Spanje en de Aartshertogelijke Nederlanden grote
problemen met het financieren van de oorlog, maar ook de financiën van de Re
publiek verkeerden in een allesbehalve florissante staat. De Verenigde Neder
landen waren intern te verdeeld om van de zwakte van hun tegenstanders goed
gebruik te maken. Bovendien waren ze min of meer in een isolement geraakt na
dat achtereenvolgens Frankrijk (1598) en Engeland (1603), hun buitenlandse
bondgenoten, met Spanje vrede hadden gesloten. De Franse koning, Hendrik
IV, steunde de opstandige Nederlanden nog wel met aanzienlijke geldsommen,
maar deze waren bij lange na niet toereikend.
Een van de mogelijkheden om de oorlog een andere keer te geven, was te trach
ten het strijdtoneel van het grondgebied van de Republiek naar elders te ver
plaatsen. Een algemene Westindische Compagnie, die onder meer door middel
van kaapvaart de Spaanse inkomsten van overzee zou kunnen aantasten, zou
daarbij goed als instrument kunnen dienen. Behalve dat zo'n compagnie een mi
litaire rol kon spelen, waren particuliere handelsbelangen er eveneens mee ge
baat.
Dit was al gebleken uit de ontwikkeling van de Verenigde Oostindische Com
pagnie (VOC), die te beschouwen is als het grote voorbeeld voor de WIC. De
VOC, terecht een van de eerste naamloze vennootschappen genoemd, was in
1602 ontstaan door een fusie tussen reeds bestaande handelscompagnieën. Ini
tiatiefnemer hiertoe was Johan van Oldenbarnevelt, raadpensionaris van Hol
land. In het octrooi waaraan de VOC haar macht ontleende, werd bepaald dat zij
het monopolie kreeg op alle handel op de gebieden tussen Kaap de Goede Hoop
en de Straat van Magellaan. De bewindhebbers kregen soevereine bevoegdhe
den, zoals het sluiten van verdragen met inheemse vorsten en het bouwen van
fortenVoor al deze voorrechten moesten zij de Generaliteit een niet onaanzien
lijk bedrag betalen.
21