HOOFDSTUK 1 POLITICI, KOOPLIEDEN EN HUN BESOGNES DE STATEN-GENERAAL. HUN LEDEN EN LASTGEVERS De zeven verenigde Nederlandse gewesten hadden elk bij de Unie van Utrecht een beperkt aantal soevereine rechten overgedragen aan een samenwerkings verband, 'een vergadering van gezanten', zoals Fruin de Staten-Generaal noem de1. Deze vergadering was sinds 1593 permanent en werd gehouden in Den Haag op het Binnenhof, op een steenworp afstand van de plek waar de Staten van Holland hun bijeenkomsten hielden. Elk van de zeven gewesten bracht één stem uit. Het aantal afgevaardigden varieerde per provincie en per zitting. Ge middeld waren er in totaal 30 personen aanwezig. De lengte van de ambtsperi ode werd door de afvaardigende staten bepaald. Zo benoemden de Staten van Zeeland hun 'ordinaris gedeputeerden' veelal voor het leven, een gewoonte die door de andere gewesten niet werd overgenomen. De Staten van Holland lieten hun afgezanten sneller wisselen, met uitzondering van de Hollandse landsadvo caat. Mede doordat deze vertegenwoordiger van de rijkste en daarmee machtig ste provincie vrijwel alle vergaderingen bijwoonde, kon hij zich ontwikkelen tot de spil waarom het besluitvormingsproces draaide. Formeel waren de bevoegdheden van de afgevaardigden persoonlijk beperkt. Zelfs voor de geringste besluiten was voorafgaande, veelal tot in het uiterste ge specificeerde instructie vereist. Dreigden besluiten ook maar enigszins in een onvoorziene richting te gaan, dan beriep men zich op de noodzaak 'ruggespraak te houden' en 'nieuwe last' te verkrijgen. Op deze wijze was het vrijwel onmoge lijk om snel besluiten te nemenWas er spoed gebodendan werden toch hooguit vrijblijvende afspraken gemaakt en beloofden de gedeputeerden te zullen pro beren zo spoedig mogelijk nieuwe instructies te krijgen. Op de vraag op welke staatsrechtelijke gronden de Staten-Generaal zich met de oprichting van generale compagnieën konden of moesten bemoeien, is geen een duidig antwoord te geven. In principe was het verstrekken van octrooien, allerlei vormen van alleenrecht, voorbehouden aan de soevereine macht. Deze macht berustte in de eerste jaren van de zeventiende eeuw stellig bij de afzonderlijke gewesten, al hadden deze in 1579 een aantal bevoegdheden-onder meer op het terrein van buitenlandse politiek en militaire zaken - aan de Staten-Generaal overgedragenVoor een ander deel hadden de Staten- Generaal bevoegdheden op het terrein van de buitenlandse politiek veroverd op de Raad van State. Als men de hier besproken Westindische compagnie slechts als een instrument van buitenlandse politiek en militair beleid zou hebben gezien, dan waren de Staten-Generaal dus de voor de oprichting aangewezen staatsinstelling. Maar ook als men de WIC louter als een handelsaangelegenheid zou hebben be schouwd, hetgeen zeker niet het geval was, kwamen zij als eerste in aanmerking voor een rol als hoogste toezichthouder en coördinator. Het betrof immers een zaak die meer dan één gewest aanging. DE STATEN VAN HOLLAND In de Staten van Holland vormden de steden een overweldigende meerderheid: 18 stemmen werden door de steden uitgebracht, tegen slechts één door de rid- 23

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1986 | | pagina 45