even zwaar. In de praktijk gaf het standpunt van Oranje echter de doorslag. Im mers, in Veere en Vlissingen benoemde hij als markies de leden van de stedelijke magistraat en dus indirect ook hun afgevaardigden in de Staten van Zeeland. Zo beschikte hij over drie van de in totaal zeven stemmen. In het veelvuldig voorko mende geval dat er onenigheid bij de overige vier steden optrad, kreeg hij al snel de meerderheid. Voor belangrijke zaken was echter, evenals in Holland en in de Staten-Generaal, unanimiteit vereist, zodat één tegenstem de besluitvorming ernstig kon vertragen of zelfs blokkeren. Koophandelsbelangen bleken tot de belangrij ke zaken te behorenzozeer zelfs dat als deze in het geding waren Vlis singen en Veere zeer wel in staat waren er een mening op na te houden die af week van die van de Eerste Edele. Zowel in december 16064 als in 1620-1621 la gen beide steden dwars toen Middelburg een in hun ogen te groot aandeel in de op te richten WIC voor zich opeiste. Op 21 mei 16215 beweerden de Vlissingse afgevaardigden dat overstemming van een minderheid strijdig zou zijn met de Unie en met alle gebruiken en vroegere besluiten die in de Staten van Zeeland genomen waren6. MAURITS In het gecompliceerde krachtenspel van lokale, gewestelijke en Uniebelangen was voor Maurits een bijzondere rol weggelegd. Behalve dat hij onder meer als Zeelands Eerste Edele verschillende lokale en regionale belangen vertegen woordigde, vervulde hij bovendien 'supraprovinciale' functies. Deze verschaf ten hem in menig opzicht meer invloed dan hij genoten zou hebben als soeverein van de verenigde gewesteneen positie die hem meer dan eens aangeboden was, maar die hij evenzovele malen had afgeslagen. Naast admiraal-generaal der Unie (sinds 1588) was hij stadhouder van Holland, Zeeland, Utrecht, Overijssel en Gelderland en was hij bevelhebber van de troepen in Brabant en (Staats-) Vlaanderen. Aan die troepen ontleende hij zijn feitelijke macht. Bij een toekomstige Westindische compagnie was hij mede in financieel opzicht persoonlijk betrokken. Als admiraal-generaal had hij namelijk recht op een per centage van de gemaakte buit. Al in het eerste concept van het octrooi voor de WIC werd hem van de te behalen buit '/xdeel toegedacht7. Dat louter geldelijke overwegingen hem tot een voorstander van de WIC hebben gemaakt is onwaar schijnlijk. Een ander motief lag meer voor de hand: Als het door middel van de WIC zou gelukken een groter deel van de oorlogvoering naar zee te verplaatsen, zou de druk op de landlegers afnemen en vielen er voor Maurits meer en grotere militaire successen te verwachten. DE BESOGNES Het blijkt dat bij het uitwerken van de plannen voor een Westindische compag nie veel voorbereidende arbeid gedelegeerd werd aan bijzondere commissies, destijds 'besognes' genoemd. Over de rol van besognes bij de besluitvorming in de Republiek is helaas weinig bekend. Wel weten we dat in de zeventiende eeuw een min of meer permanent 'Secreet Besogne' zich bemoeide met de voorberei ding van het beleid ten aanzien van de buitenlandse politiek8. Deze geheime commissie bestond uit de landsadvocaat van Holland en zeven afgevaardigden uit de provincies. De instelling ervan moet worden gezien als een poging de ge- 25

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1986 | | pagina 47