heren vertrokken, wenste men eerst op 29 augustus Usselinx te horen over wat
hem over Westindische zaken bekend was16. Klaarblijkelijk was nog niet alles
duidelijk, want het vertrek werd uitgesteld tot na de volgende vergadering. In
tussen werd aan Mr. Joachimi, de leider der Zeeuwse afgevaardigden in de Sta-
ten-Generaal, geschreven dat hij staten of gecommitteerde raden moest infor
meren over de stand van zaken in Holland en welke buitengewone gedeputeer
den daar waren verschenen.
Op 15 september kregen de drie bijzondere gedeputeerden opdracht om zich in
Den Haag bij Joachimi te vervoegen en hem hun geloofsbrieven te tonen17. Ze
dienden dinsdag 19 september te vertrekken, als ze dan tenminste over een jacht
beschikten en er geen gevaart dreigde. Uit het door Janssen en Munnix uitge
brachte verslag18 blijkt dat het hun niet meezat. Ze liepen nogal wat vertraging
op en toen ze op 24 september in Den Haag aankwamen, bleek Joachimi in Am
sterdam te zijn, terwijl Oldenbarnevelt naar het leger van Maurits was vertrok
ken. Francois Francken raadde hun aan naar Amsterdam te gaan om samen met
Joachimi te spreken met de Amsterdamse gedeputeerden. Van hen hoorden ze
wat er al in het vat gestoken was om straks aan de Staten-Generaal voor te leg
gen. Met name Usselinx moet zich voor voldongen feiten gesteld hebben gezien.
Hun restte slechts hierover naar Middelburg te schrijven 9.
DE VOORSTELLEN EN HET CONCEPT-OCTROOI
Voor een goed inzicht in het vervolg van het besluitvormingsproces, is het nodig
meer te weten over de inhoud van de verschillende bewaard gebleven voorstel
len voor het WIC-octrooi uit deze periode. Vooral door een vergelijking van de
ze teksten onderling en met het in 1602 aan de VOC vergunde octrooi21 kunnen
we iets meer te weten komen over hetgeen zich in de verschillende commissies
moet hebben afgespeeld, welke belangen er in het geding waren en welke ver
wachtingen men koesterde. We beschikken over achtereenvolgens een 'Pro
ject', een 'Rapport' en een 'Concept-octrooi'. Geen van deze stukken is geda
teerd, maar door een vergelijking van de inhoud valt deze volgorde vast te stel
len.
Naast het door Francken c.s. in augustus/september 1606 bij de Staten van Hol
land en Westfriesland uitgebrachte Rapport21 blijkt er nog een daaraan vooraf
gaand ontwerp bewaard te zijn met de titel 'Project van de conditiën, subsidie
ende vergeldinge van equippagie die men vanwegen die Generale Westindische
Compagnie aende Mo.Heeren Staten Generael soude mogen versoucken'22. Dit
Project is waarschijnlijk door of op instigatie van Francken opgesteld ten behoe
ve van de besprekingen in de Hollandse commissie die de oprichting van de WIC
moest voorbereiden. Het door deze commissie uitgebrachte Rapport blijkt na
melijk voor een groot deel, op enige significante veranderingen na, uit dit Pro
ject te zijn overgenomenOp zijn beurt vormde het Rapport weer de basis voor
het in oktober door de Staten-Generaal aan de afzonderlijke gewesten toege
zonden concept-octrooi27.
Het lag voor de hand dat men bij het opstellen van een ontwerp voor de WIC uit
ging van het bestaande voorbeeld in de vorm van het VOC-octrooi. Op een aan
tal punten was aanpassing echter onvermijdelijk. Men had nu, anders dan bij de
VOC, nauwelijks te maken met reeds bestaande compagnieën. Daardoor waren
de toekomstige bewindhebbers niet al bekend en moesten er bepalingen komen
32