Staten-Generaal onenigheid moet zijn geweest over de inrichting van het
bestuur in een toezichthoudende raad van aandeelhouders.
Uit de twee voorstellen en uit het concept valt bovendien op hoezeer men de op
te richten compagnie als een oorlogsinstrument zag, dat enerzijds voor de Gene
raliteit de strijd moest verlichten en anderzijds de aandeelhouders met buit
moest gaan verrijken. In ruil voor de steun in de oorlogvoering moesten de Sta
ten-Generaal steun verlenen in verschillende vorm: vrijdom van tollen, convooi-
en en licenten, verstrekking van oorlogsschepen en subsidies.
Vrijdom van tollen en convooien was de VOC vier jaar eerder nog door de Sta
ten van Zeeland geweigerd26. De VOC moest de Staten-Generaal in 1602 25.000
ponden betalen 'tot erkentenisse ende recognitie van desen Octroye'27, die de
Generaliteit weer in de Verenigde Compagnie inlegde en van een subsidie was
geen sprake, evenmin als van een ondersteuning in de vorm van oorlogsschepen.
Nu was dat anders. Het Project schetst nog slechts de wenselijkheid van onder
steuning met schepen, krijgsvolk en geld; het Rapport is al preciezer: naast 16
oorlogsschepen zou ook een bedrag van 600.000 gulden moeten worden gege
ven. Het concept van de Staten-Generaal is nog genereuzer. Behalve 16 schepen
zou de immense som van 1 miljoen gulden worden verstrekt. Voor het geval dat
de oorlogslasten van de Generaliteit door de activiteiten van de compagnie aan
merkelijk zouden worden verlicht, werd zelfs een aanvullende subsidie in het
vooruitzicht gesteld"2. Daartegenover stonden dan wel enige bepalingen t.a.v.
de verdeling van eventuele buit, waaruit Generaliteit en admiraal-generaal een
vast aandeel zouden krijgen.
In het Project cn in het Rapport werd de overheidssteun uitgebreid gerechtvaar
digd door te verwijzen naar de nuttige functie die de WIC in de oorlog tegen
Spanje zou kunnen vervullen. Zoals uit het vervolg zal blijken, bestond hierover
weinig twijfel en vonden deze voorstellen weinig weerstand.
VOORTGANG IN DE STATEN-GENERAAL
Sinds in juli de afzonderlijke staten door de Generaliteit verzocht waren deskun
digen af te vaardigen tot het besogne over de WIC, was de zaak in de Staten-Ge
neraal niet meer aan de orde geweest. Op 14 oktober kwamen de gedeputeerden
echter ter vergadering en brachten rapport uit. Er was - zoals hiervoor beschre
ven-een concept-octrooi vastgesteld, dat nu aan de gewesten gestuurd zou wor
den26. Besloten werd dat deze hun gedeputeerden tegen 20 of 25 november dien
den te machtigen inzake de octrooiverlening30. Er leek schot in de zaak te ko
men. Weliswaar waren er nog moeilijkheden over de rol die de Westfriese zout-
vaarders in de compagnie zouden gaan spelen, maar om deze problemen op te
lossen, werd op 18 oktober raadsheer Francken naar Noord-Holland gestuurd31
Men verwachtte duidelijk geen al te grote obstakels, zoals blijkt uit het besluit
van 16 november om te schrijven aan de kooplieden in Rotterdam, Zeeland,
Hoorn, Vlissingen en Amsterdam, die al eerder toestemming hadden gekregen
om te handelen op Afrika en West-Indië, dat zij haast moesten maken met hun
geplande onderneming. Ook werd admiraal-generaal Maurits gevraagd voor
zulke reizen voortaan geen commissie meer te verlenen, aangezien de algemene
WIC op handen was32. Een dag later, op 17 november, kwamen de Staten van
Holland tot een soortgelijk besluit: de houders van een vergunning voor vaarten
op Guinea en West-Indië dienden voor 31 december van dat jaar te vertrekken.
34