verkiezing der bewindhebbers moest plaatsvinden. Daarnaast besprak men de
vestigingsplaats van het Westindisch huis, de onderlinge verdeling van het
Zeeuwse aandeel in de compagnie en van de schepen die Zeeland zouden bin
nenlopen. De Vlissingers eisten als hun aandeel in deze vier zaken de helft op.
Middelburg had immers al de hele VOC. Veere vond dat de zaak in drie gelijke
parten verdeeld moest worden. Men kwam er niet uit. De vertegenwoordiger
van Maurits verklaarde graag pogingen te willen doen de partijen te verzoenen,
maar zag niet erg hoe dat zou moetenZierikzee stelde voor om Veere een kwart
van de equipage te gunnen en de rest te verdelen over Middelburg en Vlissingen.
De resterende problemen zouden door de aanstaande bewindhebbers moeten
worden opgelost. Ook de Goesenaren deden een tussenvoorstel, maar Middel
burg, Vlissingen en Veere bleven bij hun eerder ingenomen standpunten; een
compromis bleek niet te bereiken. De tegenstellingen bleven bestaan en ook op
de vergadering van januari kwam men geen stap verder.
Hoezeer de geschilpunten geworteld waren in een duurzaam particularisme van
de Walcherse steden, bleek toen bijna 15 jaar later een en ander opnieuw aan de
orde kwam. Ook toen kwam men er niet uit. Pas drie jaar na de uiteindelijke op
richting van 1621werden de moeilijkheden geschikt door tussenkomst van Am
sterdamse en Groningse bewindhebbers42. Door dit vooruitlopen op de gang
van zaken wordt duidelijk dat zulke regionale moeilijkheden in principe de tot
standkomingvan een generaliteitsbesluit niet onmogelijk hoefden te maken. Zij
maakten echter wel dat de besluitvorming nogal stroef verliep. De hierna te be
handelen Noordhollandse tegenwerking had hetzelfde effect.
DE ZOUTVAART, STRUIKELBLOK IN HOLLAND EN WESTFRIESLAND
Onder de goederen die Hollanders en Zeeuwen uit West-Indië haaldennam het
zout de belangrijkste plaats in. Voor deze voor de conservering van vele levens
middelen (niet alleen haring) zo nuttige en onvervangbare grondstof, bestond
een grote marktDe toevoer van Spaans en Portugees zout was min of meer afge
sneden en de productie op de Hollandse en Zeeuwse eilanden in de vorm van de
zogenaamde moernering, was niet voldoende. 'It was the need for salt that
brought the Dutch to unknown seas'43. De Carai'bische Zee was niet alleen het
gebied waar Spaanse zilvervloten konden worden buitgemaakt, men trof er
langs de kust van het huidige Venezuela ook zout aan, dat er voor het opschep
pen lag, 'daer 't Godt ende de Nature zijn gevende ende neymant en is gebruyc-
kende'44. De meeste Nederlandse schepen in dit gebied waren bij de zouthandel
betrokken45. De Westfriese steden Hoorn, Enkhuizen en Medemblik speelden
hierbij de grootste rol. De vertegenwoordigers van Westfriesland hadden al in
1602 een 'zout-congres'46 gehouden, waar op voorstel van Hoorn afspraken wa
ren gemaakt over de gezamenlijke bescherming op zee en bij het werk in de zout-
pannen van Punta de Araya .Dit waren geen overdreven voorzorgenwant voor
al het zouthalen was de Spaanse koning een doorn in het oog. Met het uitsturen
van een bijzondere vloot die tot taak had de zouthalers te onderscheppen, wer
den deze Zeeuwse en Hollandse ondernemingen ernstig geschaad47. Bij Punto
de Araya werden in 1604 en 1605 vele Nederlandse zoutsmokkelschepen in be
slag genomen.
Dit zouthalen was in de eerste jaren van de 17e eeuw een belangrijke bron van in
komsten. Het is dan ook niet verwonderlijk dat volgens de in de Staten van Hol-
37