stagneerde. Dat de voorbereidingen in de voorafgaande periode in een relatief
snel tempo hadden plaatsgevonden, valt voor een belangrijk deel toe te schrij
ven aan de steun van de raadpensionaris en 'minister van Buitenlandse Zaken'.
Nu er onderhandelingen gaande waren, kon hij niet anders dan deze aan de
Spanjaarden zeer onwelgevallige plannen voorlopig tegenhouden67. Over Ol-
denbarnevelts visie op de rol van de Westindische handel tijdens de vredesbe
sprekingen kunnen we iets gewaarworden uit de brieven die Jeannin, afgezant
van de Franse koning, naar Parijs zond. Hij schreef dat naar zijn mening deze
handel tot de moeilijkste punten van onderhandeling behoorde. Oldenbarnevelt
had hem herhaalde malen verzekerd dat de Staten deze handel niet zouden wil
len opgeven, terwijl de Spaanse koning deze op zijn beurt in geen enkele vorm
aan de Republiek zou toestaan. Immers, door middel van de Westindiëvaartzou
de Republiek oorlog kunnen blijven voeren in een gebied waar Filips dit juist
niet wenste68.
De groep tegenstanders van de vrede, zich scharend onder aanvoering van Mau-
rits, bestond voor een belangrijk deel uit geïnteresseerden in de handel op West-
Indië69. Hun verwachtingen waren te hoog gespannen om zich zo maar neer te
leggen bij een stopzetting van de voorbereidingen voor een WIC. Vele kooplie
den waren al hard bezig met de uitrusting van een vloot die onder compagnievlag
naar West-Indië zou moeten vertrekken, zo blijkt uit de berichten die Philibert
du Bois naar Anhalt stuurde. Op 13 februari meldde hij nog dat men half maart
onder zeil dacht te gaan7". Staten en kooplieden hoopten volgens hem de Span
jaarden hiermee meerschade dan ooit toe te brengen. De tegenpartij was inmid
dels zo angstig geworden, dat ze naarstig de vrede nastreefde. Maar volgens Du
Bois was de inhaligheid der kooplieden 'so machtig, oder wollso onmachtiggrosz
worden', dat ze niet aarzelden tot in de onderwereld naar rijkdommen te zoe
ken7'.
Ook Francken wenste zijn geesteskind ter wereld geholpen te zien. In juni en juli
1607 kreeg hij herhaaldelijk bezoek van Jeannin, die hoopte bij een eventuele
vrede de handel op West-Indië naar Frankrijk te krijgen. Francken beloofde dat
hij, indien de vredesvoorwaarden deze handel niet zouden toestaan, koop- en
zeelieden er toe zou aansporen hun zaken in Frankrijk op te zetten. Bovendien
zei hij zo graag zijn leven te willen wijden aan het afbreuk doen aan de Spanjaar
den, dat hij eventueel zelf in Frankrijk zou komen wonen om de voortgang van
dit plan 'qu'ilentendmieux qu 'aucun autre' te bewerkstelligen. Bovendien kende
hij zo'n tien tot twaalf personen die ter zake kundig waren en die hij goeddeels
mee zou kunnen krijgen72. Uit deze mededeling blijkt overduidelijk hoezeer
Francken zich met de compagnie had vereenzelvigd en dat hij zelfs in het buiten
land gezien werd als de auctor intellectualis van de plannen hiervoor.
De vredesbesprekingen raakten meer dan eens in het slop. Een aantal malen
werden dan in de Republiek de WIC-plannen uit het archief gehaald. Zo blijkt
dat er op 18 februari 1608 in de Staten van Holland nog gesproken werd over de
WIC en over de moeilijkheden die zich in het verleden daarover hadden voor
gedaan. Maar in de vergadering werd 'mede in casde Vreedehandel niet ge-
concludeert'77.
Op 24 juni schreef Du Bois dat hij zich de voorgaande dagen bezig had gehouden
met de vertaling van een concept-octrooi, 'durch die fiirgefallene friedenshand-
lung noch bisher innen gehalten'De vertaling van het concept, dat ruim ander
half jaar eerder was opgesteld, stuurde hij met zijn brief mee Zowel de bespre-
41