De goedkeuring van Usselinx konden deze plannen geenszins wegdragen. Hij schreef dan ook een alternatief concept, waarmee hij weinig succes had15. Hij werd wel aangehoord, kreeg zelfs een beloning voor zijn diensten16, maar werd niet erg serieus genomen'Vermoedelijk was het Maurits die de verschillende statenvergaderingen ertoe bracht hem te horen. Dat Usselinx in een min of meer nauwe relatie met de stadhouder stond, weten we uit zijn eigen geschriften. De correspondentie van Maurits zelf, voorzover bewaard gebleven, verschaft hier over geen duidelijkheid18. In de voorstellen van Usselinx was een bijzondere rol weggelegd voor Maurits in zijn functie als admiraal-generaal. De alternatieve plannen voorzagen in de op richting van een Raad van Indië met Maurits aan het hoofd. Dit college, verder bestaande uit hoofdparticipanten, zou supervisie over de bewindhebbers moe ten uitoefenen en zou daarbij de zeer grote bevoegdheden krijgen die bij de VOC vergund waren aan de Heren ZeventienHoewel er tot in een laat stadium van de behandeling serieus over de instelling van een dergelijke raad werd ge sproken19, is er tenslotte niets van gekomen. Vanaf het najaar van 1618 tot aan de oprichtingsdatum werd vrijwel elke maand over de WIC gedelibereerd20. Vele vertragingen, met verschillende oorzaken, deden Zich voor. Maurits wilde zijn rechten als admiraal-generaal verzekerd zien; Groningers en Friezen wilden samen een eigen kamer in de nieuwe onder neming21 de Austraalse compagnie wilde dat haar belangen beschermd zouden worden22. Ook de vraag of buitenlanders mochten deelnemen was langdurig on derwerp van gesprek. Hiermee is de lijst van problemen nog niet volledig, maar successievelijk naderde toch de ontknoping. Op 3 juni 1621 kon de tekst van het octrooi tenslotte worden vastgesteld23. Een paar moeilijkheden waren zelfs toen niet opgelost. De controverse Vlissin- gen-Veere versus Middelburg over het aandeel der afzonderlijke steden in uit rusting en bewindhebbersplaatsen had de Zeeuwse statenvergadering reeds maandenlang beziggehouden, maar wachtte nog steeds op een oplossing. Er bleek uiteindelijk arbitrage door 'buitenstaanders', bewindhebbers uit de ka mers van Amsterdam en Groningen, nodig, alvorens er in maart 1624 een rege ling getroffen kon worden24. In juni 1621 moest de zoutvaart buiten het octrooi gelaten worden, maar in 1622 werd deze er alsnog in begrepen, in een poging de tegenvallende interesse om in de onderneming te investeren enigszins op te vijzelen25. Vele investeerders wer den hierdoor overreedhetgeen ze later stellig betreurd zulllen hebbenEen suc ces als de VOC werd de Westindische Compagnie nimmer. 45

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1986 | | pagina 67