del en het economisch levenMet de Compagnieën werd een belangrij ke stap ge zet naar regeling van het handelsleven en politiek gebruik van de economie. Men zou hier als 't ware van een nationalisatie 'avant la lettre' kunnen spreken'1. Door het verloop van het besluitvormingsproces rond de WIC te volgen, ont staat een in meer dan één opzicht genuanceerder beeld. Stols' onderscheid tus sen commercie en politiek blijkt dan een te eenvoudige constructie. Het valt te betwijfelen of er in deze jaren werkelijk zo'n belangrijke verandering heeft plaats gehad in de visie van politici ten aanzien van het gebruik van koop vaart ten behoeve van buitenlandse politiek en oorlogvoering. Als we aannemen dat de oprichting van de compagnieën als het resultaat van overheidsinitiatief ge zien moet worden, verschilt dit initiatief dan zoveel van de al eeuwenlang gebrui kelijke politiek, waarbij met grote regelmaat kaperbrieven werden verstrekt aan individuele reders, die daarmee een aandeel in de oorlogvoering toegedacht kre gen? Nieuw was wel dat in ruil voor de oorlogsinspanning nu ook geldelijke on dersteuning aan op grote schaal georganiseerde kooplieden werd gegeven. Van overheidsinitiatief was in zoverre sprake, dat aan een nog imaginaire groep een monopolie werd toegezegd. Anders dan de VOC, moest de WIC vrijwel van de grond af worden opgebouwd. De overheid zocht hier zelf de requestranten die bij haar om een octrooi moesten gaan vragen. Formeel moest de oprichting nog plaatsvinden nadat al een octrooi was toegezegd. Met recht kan men dit zien als een vergroting van het overheidsinitiatief op het terrein van de commercie. Als een 'nationalisatie avant la lettre' mag dit mijns inziens niet beschouwd worden, maar wel als een soort 'kruisbestuiving' tussen politiek en koophandel. In de Republiek was er immers geen sprake van een overheid die in staat was het handelsleven zonder meer naar haar hand te zetten. Dit kan men ook niet ver wachten van een overheid, liever nog overheden, die zelf gevormd werden door de machtigste handelaren. Wanneer er al sprake was van een autonoom politiek beleid, gevoerd door bijvoorbeeld Maurits of Oldenbarnevelt, kon deze politiek slechts gestalte krijgen met uitdrukkelijke toestemming van de soevereine sta ten, wier dienaar zij waren. Vanzelfsprekend is hiermee niet gezegd, dat het al tijd commerciële belangen waren die in de politiek de doorslag gaven. Ook reli gieuze belangen zullen de kooplieden hebben willen verdedigen. En als we dan al niet van vaderlandsliefde als motief van handelen mogen spreken, dan zal in ieder geval anti-Spaanse gezindheid aan veel gemeenschappelijk handelen ten grondslag hebben gelegen. Bij het smeden van de oprichtingsplannen voor de WIC blijkt de politiek dus wel degelijk de commercie te hebben willen gebruiken, maar ook het omgekeerde was het geval. Niet verwonderlijk, nogmaals, het waren dezelfde personen die op beide terreinen het beleid bepaalden. Politieke en commerciële belangen raakten hier in elkaar verknoopt. Het is niet te gewaagd te veronderstellen, dat hierdoor in 1609 geen vrede gesloten werd, maar dat het bij een bestand bleef2. Middelburg, 1982 47

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1986 | | pagina 69