EEN DOORSNEE-BEDRIJF MET EEN
ONGEWONE BOER
GRONDGEBRUIK, PRODUCTIE EN ARBEID OP HET ZUID-BEVELANDSE
LANDBOUWBEDRIJF VAN ADRIAAN VAAR, 1847-1872.
door drs. J.A. Mol
INLEIDING
Sinds de jaren vijftig bestaat er in de Nederlandse landbouwhistorische litera
tuur grote aandacht voor bronnen die betrekking hebben op afzonderlijke be
drijven, zoals boekhoudingen, aantekenboeken en boedelrekeningen1. Die in
teresse is begrijpelijk, omdat zulke bronnen niet alleen een nauwkeurig beeld
van de bedrijven geven, maar vaak ook bij onderlinge vergelijking meer licht
werpen op de stand van de landbouw in de wijdere omgeving. Met die meer alge
mene zeggingskracht moet men echter voorzichtig zijn. Het zijn immers niet de
doorsnee-ondernemingen geweest, waarvan boekhoudingen bewaard gebleven
zij nTot de eeuwwisseling was het geregeld bij houden van een administratie on
der boeren eerder uitzondering dan regel. De rapporteurs van de grote land-
bouw-enquête van 1886 bijvoorbeeld konden maar weinig boeren vinden, die re
gelmatig boek hielden2. Wie hun wel opgaf uitgaven, ontvangsten en resultaten
te registreren, lijkt zijn tijd vooruit te zijn geweest. Slicher van Bath merkte al
over de bewaard gebleven boerendagboeken van voor 1800 op, dat ze zonder
uitzondering betrekking hebben op 'voorlijke' bedrijven3. Het lijdt geen twijfel
dat dit ook voor het 19de eeuwse materiaal opgaat. De boekhoudingen uit de vo
rige eeuw die door Kuperus in 1964 geïnventariseerd en besproken zijn, betref
fen voor het merendeel grote en tot zeer grote bedrijven, die in de nieuwere klei-
polders gelegen waren4. Deze bedrijven vallen, voorzover hun cijfers gepubli
ceerd zijn, op door hun betrekkelijk hoge opbrengsten en goede resultaten.
Voor de enige Zeeuwse agrarische onderneming, waarvan de boekhouding be
waard gebleven en ook gepubliceerd is, de koninklijke maatschap 'De Wilhelmi-
napolder', geldt dit wel in bijzondere mate5. Dit ruim 1400 ha vruchtbare klei
grond omvattende modelbedrijf heeft sinds de oprichting in 1809 een voortrek
kersrol vervuld op allerlei terreinen in de Zeeuwse landbouw, en heeft daarom
in de geschiedschrijving terecht veel aandacht gekregen6. Gezien die pioniers
functie kan het in zijn ontwikkeling allerminst representatief geacht worden
voor het gemiddelde agrarische bedrijf in Zeeland. Een juiste kijk daarop kan
pas geboden worden wanneer er meer bronnenmateriaal van middelgrote en
kleine bedrijven verzameld en bewerkt is.
Over zo'n wat minder modern en groot bedrijf zal het in dit artikel gaan, waarbij
de nadruk zal vallen op de periode 1847-1872. Verderop zal blijken dat de man
die dit bedrijf beheerde, Adriaan Vaar, geen doorsnee-boer genoemd kan wor
den.
Of we zijn bedrijf wel als 'doorsnee' mogen aanduiden, staat nog nader te be
zien. Het was gelegen in oud cultuurland dichtbij het dorp Oudelande, in wat
men noemt de 'Zak van Zuid-Beveland', en had een gemiddelde bedrijfsgroot-
te. Bij de aanvang van de beschreven periode omvatte het ongeveer 35 ha waar
van steeds 17 tot 18 ha als bouwland werd gebruikt7.
73