nomen. Ook minder vermogenden klopten bij hem aan, getuige de talloze lenin gen die hij bij zijn dood aan allerlei arbeiders had uitstaan. Adriaan Vaar was dus een man, die op latere leeftijd in dorp en streek veel macht en invloed bezat. Men kan hem daarom in sociaal en politiek opzicht moeilijk als een gewone boer typeren. Bezat hijzo kan men zich afvragen, op het agrarisch- technische vlak dan ook geen bijzondere kwaliteiten? Het is in dit verband inte ressant om na te gaan welke bedoeling Adriaan Vaar met het bijhouden van het Arbeidsverdiensteboek heeft gehad. Aan de regelmaat van het schrift is af te le zen dat Adriaan Vaar de aantekeningen niet per dag of per week, maar steeds na langere tijd - vermoedelijk aan het einde van elk jaar-aan de hand van kladnoti ties heeft geschreven. Dat wijst erop dat het hem te doen was om kostentotalen: enerzijds om het totaal van alle arbeidskosten samen, anderzijds om de jaarbe dragen van elke arbeider afzonderlijk. Dat laatste om te controleren of hij hun niet teveel in geld of natura had uitgekeerd. Het is wel denkbaar dat hij naast deze loonboekhouding ook een register van ontvangsten en andere uitgaven heeft bijgehouden. Maar de losse aantekenin gen in het Arbeidsverdiensteboek over de hoeveelheden zaaizaad, mest, binnen gevoerd graan etc. uit de jaren 1850-1856 en over het beschot van de gewassen uit de jaren 1868-1870 verraden dat hij de productie niet steeds apart heeft geregi streerd. Het motief voor het bijhouden van een administratie: op basis van cij fermateriaal tot een verbetering van de bedrijfsvoering komen om zo de produc tie te kunnen verhogen, heeft bij Adriaan Vaar geen rol gespeeld. Een land- bouwpionier kan hij daarom op voorhand niet genoemd worden. 3. De grond In het Arbeidsverdiensteboek staan niet alle gronden geregistreerd die tot het eigenlijke bedrijf van moeder en zoon Vaar behoorden. Met name over de wei landen vlakbij de hoeve is, zoals gezegd, nauwelijks iets aangetekend, omdat daarop geen - door landarbeiders verrichte - arbeid plaats vond welke verant woord moest worden. Alleen het akker- en hooiland is direct in de notities te vin den. De ligging en verkaveling ervan is aangegeven op het bijgevoegde kaartje (figuur 1). Behandelen we eerst het bouwland. Dit was verdeeld in acht kleine kavels van één tot twee ha en twee grotere van vier tot zes-en-half ha. Uitgezonderd de per celen Westerstriepe, de Reinoutspolder en Stelle lagen deze vrij dicht bijeen in de buurt van de hoeve, die aan de noorddijk van de Molenpolder was gesitueerd. Dit kleine poldertje lag weer noordelijk van het oude kernland, waarin het grootste bouwlandperceel, de Hugokostenhoek, gelegen was. Het oude land hier moet voor 1250 bedijkt zijn; de aangrenzende Oudelandepolder, de Nieuw- Ovezandse polder, de Molenpolder, de Ouistkostpolder en de beide Reinouts- polders dateren alle uit het tijdvak tussen 1350 en 1400. De meer naar het noord oosten gelegen Nissestelle- en Baarlandstellepolder zijn niet lang na 1450 inge dijkt. De bodem van zowel het noordelijk gedeelte van het oude kernland als van deze polders bestaat uit zanderige, en deels kalkarme zeeklei16. Voor de herver kaveling van dit gebied omstreeks 1950 lag het bouwland hier op de hogere klei gronden, terwijl de lage omgeving van de oude restgeulen en poelgronden in het algemeen als weiland werd gebruikt. De kavels Bloemendaal, Hugokostenhoek, Hugoteunishoek, Molenpolder, Ou- ll

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1986 | | pagina 99