Maar waar Struyck niet schroomt om gebruik te maken van de meest uiteenlo pende bronnen zoals brieven, oude kronieken, scheepsjournalen, boeken, tijd schrift- en krantenartikelen, zwijgt hij in alle talen over Jan de Munck uit Mid delburg! Een voor de hedendaagse onderzoeker wel zeer merkwaardige consta tering. aangezien uit de bronnen bekend is dat Struyck en De Munck verschillen de malen met elkaar in briefwisseling hebben gestaan, terwijl het bovendien vast staat dat Struyck van al de publicaties van de Munck een present exemplaar heeft ontvangen"1. Waarom heeft Struyck alle observaties van De Munck doodgezwegen? Wisten we het maar. Misschien had hij zo zijn twijfels omtrent de wijze waarop De Munck zijn waarnemingen verrichtte, al kan dat gezien de aard van de overige bronnen die Struyck wel accepteert nauwelijks een reden genoemd worden. Het lijkt er meer op dat het een kwestie is geweest van 'incompatibilité d'humeur'. Uit de uittreksels die Ackermans van De Munck's briefwisseling gemaakt heeft kunnen we afleiden dat er al in 1741 enige wrijving tussen De Munck en Struyck heeft bestaan. Het bijleggen van de geschillen vereiste toen zelfs de bemiddeling van hun collega-astronoom Martinus Martens. Bijzonderheden ontbreken he laas, al is het een pikant detail dat een paar jaar later ook de verhoudingen tussen Martens en Struyck verstoord bleken te zijn. De komeet-observaties van Mar tens bleken althans niet beschikbaar voor diens stadgenoot Struyck. In een po ging ze toch te pakken te krijgen, heeft Struyck zich toen uitgerekend tot De Munck in Middelburg gewend, die de gevraagde gegevens inderdaad heeft ge stuurd. Of Martens dat ooit geweten heeft is niet bekend. Onrust rond de voorspelde terugkomst van de komeet van Halley De laatste komeet die De Munck heeft geobserveerd is de beroemde komeet van Halley geweest11. Ten tijde van de verschijning heerste er onder het publiek een ware kometen- koorts. Zowel de fraaie gestalte van de komeet van 1744, als de voortgeschreden popularisering van de Newtoniaanse natuurkunde hadden er sterk toe bijgedra gen dat de verwachte terugkeer van deze 'staartster' ook buiten de kring van astronomen ruime aandacht kreeg. Het was immers de eerste komeet waarvan de terugkomst tevoren op basis van berekeningen was voorspeld, en de waarne ming ervan werd als een test-case voor de Newtoniaanse hemelmechanica be schouwd. De sensatie werd eens te meer verhoogd, doordat volgens sommige berichten een botsing tussen de aarde en de komeet niet uitgesloten moest wor den geacht; een weliswaar niet aantrekkelijke gedachte, maar wel een die de aandacht trok!12 Had dezelfde Halley die de terugkeer voorspelde, immers niet eerder gesuggereerd dat Noach's zondvloed wel eens veroorzaakt kon zijn door een botsing van de aarde met een komeet? Berichten als deze gaven nieuw voed sel aan de in vroegere jaren zo vaak gevoerde discussie over de kometen als 'in strumenten van de Goddelijke Voorzienigheid'. Toen er tenslotte in november 1755 door geheel West-Europa ook nog een forse aardschok werd gevoeld was daarmee de opwinding compleet13. Dit in onze streken zo zeldzame fenomeen werd door verschillende onheilsprofeten duidelijk gezien als een voorbode van naderend onheil. Een 'verband' met de naderende komeet was bovendien snel gelegd. Pamfletten met titels als Voortekenen van het vergaan der Wereld, en Nauwkeu- 130

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1987 | | pagina 176