ZEELANDS UNIVERSITEIT: HOE VAAK HET MISLUKTE, EN WAAROM door prof. dr Willem Frijhoff Wie wetenschap zegt, denkt universiteit. Dat is althans het stereotiep. We ko men daar straks nog op terug. Als we het nieuwe Flevoland niet meetellen, zijn slechts twee Nederlandse provincies duurzaam verstoken van enigerlei vorm van hoger onderwijs: Drenthe en Zeeland. Traditioneel gedijt hoger onderwijs het beste daar, waar academici emplooi vinden, een lokale intellectuele habitus creëren en hun kinderen van het nodige cultureel kapitaal voorzien om zonder een overmatige inspanning in de voetstappen van hun ouders te kunnen treden - met andere woorden in bestuurscentra, in verstedelijkte agglomeraties. Dren thes tekort hoeft dan ook nauwelijks te verbazen; de provincie lijkt er niet onder te lijden. In het rapport Zeeland en het hoger onderwijs (1956) van de Stichting Zeeland voor Maatschappelijk en Cultureel werk werd ook voor Zeeland de la ge verstedelijkingsgraad aangevoerd als reden van het geringe aantal academici in de provincie. Tot een pleidooi voor de oprichting van een Zeeuwse universi teit of hogeschool kwam dat rapport dan ook niet. Toch is dat in Zeeland wel eens anders geweestGezien de aloude aanwezigheid van relatief welvarende en volkrijke steden, is er daarom wel enige reden om ons af te vragen waarom er vroeger in Zeeland nooit een 'echte' universiteit van de grond is gekomen. Te meer daar het er aan beoefenaars van wetenschap allerminst ontbrak. De vraag die we ons hier stellen, is dus tweeledig: hoe sterk en hardnekkig zijn in Zeeland de pogingen geweest om, door de stichting van een 'echte' universiteit, een solide institutionele basis te leggen voor de vormen van overdracht van cul tuur en wetenschap die voor de provincie belangrijk waren? En hoe komt het dan dat zo'n instelling er nooit levensvatbaar is gebleken? Vanzelfsprekend moet in dit kort bestek met een tentatief antwoord worden volstaan en kunnen niet alle factoren worden uitgediept. De enkele die genoemd zullen worden, zul len echter allerminst zonder belang blijken te zijn. Het antwoord op de eerste vraag zou kort en krachtig kunnen zijn: meer dan twee eeuwen lang hebben uiteenlopende groepen Zeeuwen het met de grootst mogelijke koppigheid aangelegd op de stichting van instellingen van hoger on derwijs, die met even onfeilbare zekerheid op kortere of langere termijn door derden werden getorpedeerd of niet eens van de grond kwamen. Zo'n uitspraak vraagt natuurlijk om enige adstructie. 1. Instellingen van hoger onderwijs in Zeeland Dat Zeeland al vóór de eerste pogingen tot oprichting van een hogeschool een traditie van geleerdheid en, met name in steden als Zierikzee en Middelburg, een intellectuele habitus in de geschoolde bovenlaag had ontwikkeld, heeft P.J. Meertens in zijn proefschrift indertijd overtuigend aangetoond1. Denken we aan de Middelburgse abdijschool, die zeker tot in de veertiende eeuw teruggaat; aan de scholen in de andere steden die tegen het eind van de zestiende eeuw in Latijnse scholen zouden worden omgezet; aan de grote aantallen studenten uit 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1987 | | pagina 33