geeft deze episode, die nauwelijks meer dan een steekspel van hoge heren kan zijn geweest, een extra pikante dimensie24. Intussen blijft de Illustre school steunen op haar beide continuïteitselementen: het artes-onderwijs aan de Latijnse school en het ontleedkundig onderricht in de Anatomiekamer, vanaf 1693 onder stadsdokter Philippus Maximilianus Helveti- us, oudoom van de beroemde Verlichtingsfilosoof25. In juli 1702 werd Helvetius zelf het slachtoffer van de politieke twisten in Zeeland. Hij moest na een korte gevangenschap zijn functie prijsgeven voor de minder glansvolle baan van garni zoensdokter te IJzendijke, die hij in 1705 begrijpelijkerwijs met genoegen voor een lectoraat in de anatomie te Rotterdam inruilde-'1. Een jaar later, in 1706, benoemt de magistraat opnieuw een van de praeceptoren van de Latijnse school tot lector in de letteren en geschiedenis. Dit was een voor spel op de officiële heropening van de Illustre school in 1709, door de aanstelling van predikant Aalstius tot professor in de theologie27. Alweer de theologie! Maar deze keer is het de magistraat ernst. Het Athenaeum blijft ruim een eeuw lang zonder onderbreking functioneren, tot het eind van de Franse tijd, ook al worden er af en toe operetteprofessoren benoemd, die de titel en meestal een klein traktement ontvingen om het afslaan van een beroep als predikant of do cent naar elders uit te lokken, te belonen of te compenseren. In de achttiende eeuw worden dergelijke benoemingen schering en inslag, en dat niet alleen in Middelburg. Het beroep naar elders wordt dan op subtiele wijze in onderhande lingen over arbeidsvoorwaarden ingebouwd. Als het maar wat opleverde! Zo werd ds H. Swanenburg, omdat hij een beroep naar Dordrecht afsloeg, in 1764 tot professor honorair benoemd, waarbij hij zelf mocht kiezen in welk vak: wijs begeerte of kerkgeschiedenis28. Een enkele keerwas een sollicitant die meer pij len op zijn boog had, de stad niettemin te slim af. Zo de historicus Adriaan Kluit, rector van de Latijnse school en lector Grieks en welsprekendheid sinds 1769. Voor deze geleerde van meer dan lokale reputatie zat een benoeming elders al spoedig in het vat. De magistraat benoemde hem in maart 1776 dan ook alvast tot professor. Een jaar later sloeg hij een benoeming in Harderwijk af. De stad ver eerde hem daarop met een zilveren theeketel met comfoor. Maar de buit was nog niet binnen of Kluit aanvaardde een benoeming in Leiden.29 Of alle naamprofessoren buiten hun officiële ambt als predikant of praeceptor feitelijk veel onderwijs hebben gegeven, valt nog te bezien, al beweert de auteur van de Tegenwoordige Staat in 1751 dat de colleges wekelijks 'ondereen aanzien- lyk gehoor' worden gehouden30 - in 1811 werd dat gehoor op zo'n 50 tot 60 stu denten in totaal geschat31In elk geval waren rechten en medicijnen (dat laatste onder de doopsgezinde dynastie De Wind)32 er al vóór 1751 aan toegevoegdzo dat het Middelburgse Athenaeum in de tweede helft van de achttiende eeuw een complete basisvoorziening in het hoger onderwijs bood. In de Franse tijd werd de kwaliteit daarvan feitelijk ook erkend, ondanks het obligate gekibbel met Franse overheden, die zo mogelijk nog pinniger waren dan eerder de Zeeuwse Staten. De Fransgezinde rector en lector juris mr E.C. d'Engelbronner, die zichzelf een hogere functie toedacht en de Franse overheid stroop om de mond smeerde met een college over de Code Napoléon33, heeft in elk geval op zijn actief dat zijn onveranderlijk juichende berichten de indruk van een dynamisch onderwijsinstituut wekten34. Het jaarlijks in te dienen onder wijsplan werd door hem in augustus 1813, kort voor het vertrek van de Fransen, op subtiele wijze in een andere vorm gegoten (bijlage 2). Door de aanvaarding 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1987 | | pagina 39