349-361die kennelijk echter onbekend is geweest met het Middelburgs Athenaeum, dat hij al sinds 1614 verdwenen achtte (360). 37. J.C. de Man, De Geneeskundige School te Middelburg. Hare lectoren en leerlingen. Middelburg, 1902-1904. 38. Vgl. W. Frijhoff, 'Crisis of modernisering? Hypothesen over de ontwikkeling van het voortgezet en hoger onderwijs in Holland in de 18e eeuw', in Holland 17 (1985), 37-56. 39. Zie voor de geschiedenis van de leerstoel in de verloskunde de brief van de maire van Middelburg aan de prefect, 20-1-1812, met een voorstel voor een nieuw reglement (RAZ, Prefectuur, 83). 40. R.A.S. Piccardt, Bijzonderheden uit de geschiedenis der stad Goes (Goes, 1864) 48, 175; H.W. Fortgens, 'De Latijnse school te Goes', in Archief ZGW (1952-53) 17, 19. Nog bij de enquête van 1801 wordt de lectorsfunctie genoemd, hoewel zij toen al sinds 1788 vacant was (Algemeen Rijksarchief, Staatsbewind, inv. nr 523). 41. Zie over deze kwestie o.a. J.J. Westendorp Boerma, 'De Zierikzeesche academie', in: Historische opstellen aangeboden aan Prof. H. Brugmans (Amsterdam, 1929), 256- 266; dez., 'Pieter Mogge, een merkwaardige burgemeester van Zierikzee', in Kroniek van het land van de zeemeermin 1 (1976), 6-10; alsmede uitgebreide dossiers met stuk ken over deze zaak inde Kon. Bibl., hs. 123 E 8, en in UB Leiden, Archief Curatoren, inv. nr 118, en Archief Senaat, inv. nr522. 42. Zie over Pieter Mogge: P.D. de Vos, De vroedschap van Zierikzee van de tweede helft der 16de eeuw tot 1795 (Middelburg, 1931), 593-596. 43. A.w., 594. Het testament berust in GA Zierikzee. 44. Met name onder verwijzing naar het standpunt van C. van Bijnkershoek, Verhande lingen van Staats-saaken, II (Leiden, 1740) 1-14, die de legitieme grafelijke macht (van Filips II) eerst na 26-7-1581 deed ophouden. 45. P. Paulus, Betoog van Zeelands regt, tot het stigten eener hoogeschole. Leiden, 1775: daartegenin P. Dortsma secundus J. Barueth), Smeekbrief aan den vermaarden Pieter Paulus, 's-Gravenhage, 1775. 46. Unger, De geschiedenis, 64(56). 47. Aldus in de resolutie van de Staten van Holland 13-6-1761 conform advies van curato ren van de Leidse academie van 18-5-1761 (UB Leiden, Archief Senaat, inv. nr. 522). 48. ARA, Hof van Holland en Zeeland, inv. nr 5943; vgl. W.Th.M. Frijhoff, La Société néerlandaise etsesgradués, 1575-1814 (Amsterdam-Maarssen, 1981), 394. Blijkens de ledenlijst van het Middelburgs advocatengezelschap werd er tussen ca. 1725 en 1802 per jaar gemiddeld één nieuw lid toegelaten (RAZ. Aanwinsten 1960, nr. 17, sub 365). 49. Aan belangrijke universiteiten in katholieke landen bestonden voor buitenlanders (en met name voor niet-katholieken daaronder) vaak speciale voorzieningen (zoals de Germaanse naties te Orléans, Bourges of Padua) of zelfs aparte doctoraten (zoals de doctorals forains van Angers of Reims, die niet het recht gaven om in Frankrijk zelf te praktizeren als men niet-ingezetene was), waardoor vijandige eden konden worden vermeden. 50. Bij de naburige Raad van Brabant legden in de periode 1724-1794 slechts dertien advo caten uit Zeeland of Staats-Vlaanderen de eed af, waaronder de reeds genoemde Pie ter Paulus uit Axel, in 1776 (Rijksarchief in Noord-Brabant, Raad van Brabant, inv. nr 1063-1064). 51. Zie de telling bij Frijhoff, La Société néerlandaise, 396-397. Aan het eind van de 17e eeuw bestonden in het gebied van de Zeeuwse synode (met uitzondering van Brabant rond Bergen op Zoom) ongeveer 140 predikantsplaatsen, in de 18e eeuw daalde dat tot rond 110, waarbij nog een tiental Engelse, Waalse, Lutherse en Menniste voorgan gers komen. Vgl. de ongedateerde opgaven in RAZ, Aanwinsten 1960, nr 17, sub 124 en 126. In het gewest Zeeland waren in de 17e eeuw slechts drie katholieke staties 38

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1987 | | pagina 72