boek van prof. J. Lulofs: Grondbeginselen der wynroey- enpeilkunde, 1764, zijn deze tabellen vermeld en ook gebruikt. Deze tabellen had Eversdyck al voor de tijd van zijn 'Claddebouck' gemaakt, want hij verwijst er naar. Hij had het plan een boek over de gehele wijnroei- en peilkunde te schrijven, maar dat is waar schijnlijk niet gebeurd. 8. De grootte van Zeeland. In 1644 verscheen van Boxhorn de Chronijck van Zeelandt. Op verzoek van de auteur heeft 'de Ed.achtbare Heer Cornelis Fransen Eversdyck, Rekenmeester van Zeeland, haer Verwaerdicht...', de grootte van Zeeland te berekenen. In het 'Claddebouck' heeft de rekenmeester de grootte 'int rouwe' berekend. In de Chronijck komen ook berekeningen voor van de grootte van een kubus en de grootte van een cilinder met de inhoud van een 'sackmate'. In het 'Cladde bouck' komt een artikel voor over de grootte van een koperen cilinder van een halve Goese zak inhoud. 9. Dijkomslag Landmeter Anthony Diericxsen te Biezelinge had zich op 17 mei 1619 tot Adr. CornSmallegange gewend met twee vraagstukken over het onderhoud van dij ken Iedere pachter uit de betreffende polder moest een stuk dijk onderhouden De vraag was: Hoe groot moet ieder stuk zijn? Smallegange had de vraagstuk ken aan Eversdyck voorgelegd. Die had er weinig moeite mee, want op 18 mei had hij ze al opgelost. Het eerste vraagstuk gaat over een polder van 1826 gemeten^lie door 228 roeden zeedijk wordt begrensd. De verhouding van de bijdragen der pachters in het dijkonderhoud is als volgt vastgesteld: van de eerste 84 roeden dijk, 28 duim per gemet grond, daarna 96 roeden dijk van 24 duim per gemet tenslotte 48 roeden dijk van 8 duim per gemet totaal 228 roeden dijk. Hoeveel dijk moet ieder onderhouden? Uit de gegevens blijkt, dat de eerste 84 roeden het gemakkelijkst zijn te onder houden en de laatste 48 het moeilijkst. Zouden we de verhoudingsgetallen precies aanhoudendan zou een oppervlakte vereist zijn van: 84 x 12 x 12 28 432 gem. voor het eerste dijkvak 96 x 12 x 12 24 576 gem. voor het tweede dijkvak 48 x 12 x 12 8 864 gem. voor het laatste dijkvak Vereiste oppervlakte 1872 gem. Alle pachters samen bezitten 1826 gem. De bijdrage per gemet zal dus 1872 1,025 maal het verhoudingsgetal moeten zijn. 1826 Dat is: eerste dijkvak 28,7 duim per gemet tweede dijkvak 24,6 duim per gemet laatste dijkvak 8,2 duim per gemet 50

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1987 | | pagina 88