FARMACEUTISCH ONDERWIJS AAN DE KLINISCHE SCHOOL TE MIDDELBURG (1825-1866) door drs A.I. Bierman Inleiding De klinische school te Middelburg was de eerste school die haar poorten opende na de afkondiging van het Koninklijk Besluit van 6 januari 1823, waarin de op richting van scholen, 'ter aankweeking van heelmeesters en vroedvrouwen' werd aangekondigd1. Haarlem en Hoorn volgden in hetzelfde jaar, en in de vol gende jaren werden nog scholen opgericht te Alkmaar (1827), Amsterdam (1828) en Rotterdam (1828). De idee, het onderwijs voor de tweede medische stand (de niet universitair ge schoolde medische beroepsbeoefenaren) te institutionaliseren was niet nieuw. Al in 1799 waren in het ontwerp van de geneeskundige staatsregeling uitgebreide onderwijsvoorstellen opgenomen2. In dit ontwerp was het onderwijs in de heel- vroed- en artsenijmengkunde een taak voor de centrale overheid. Jaarlijks zou tot dit doel een bedrag van twintigduizend gulden uit de staatskas beschikbaar gesteld worden. Van deze ambitieuze plannen is helaas niets terecht gekomen. In de geneeskundige staatsregeling, die in 1804 werd afgekondigd, waren geen regelingen met betrekking tot het onderwijs opgenomen3. Ongetwijfeld is de slechte financiële positie van de Bataafse Republiek daar mede de oorzaak van geweest. Bij de overheid bleef de behoefte aan onderwijs voor de tweede me dische stand echter bestaan. Daar door de opheffing van de gilden ook een einde was gemaakt aan de bestaande onderwijsvoorzieningen, werd de situatie er niet beter op. Bovendien bleek de geneeskundige verzorging op het plattelanddie in de discussies rond de geneeskundige staatsregeling al als volstrekt onvoldoende was gekenschetst, nauwelijks verbeterd na de instelling van provinciale genees kundige commissies. Door de oprichting van klinische scholen hoopte de regering twee dingen te be reiken, een toename van het aantal plattelandsheelmeesters en vroedvrouwen, en een behoorlijke scholing voor deze beroepenFinanciële konsekwenties voor de staatskas had dit besluit niet: de wijze van financiering werd aan de instelling vrij gelaten, maar diende te geschieden 'in alle gevallen buiten bezwaar van 's lands kas'4. De apothekers Uit het reglement voor de inrichting van de scholen, dat bij het besluit gevoegd was, bleek dat ook de apothekersopleiding aan deze instellingen een plaats ge kregen had3. Artikel 10 van dit reglement bepaalde: 'De apothekers-leerlingen zullen worden toegelaten tot de lessen van zoodanige vakken, als voor hen van belang zullen zijn. Zij zullen tot het definitief examen van de provinciale genees kundige commissie niet worden toegelaten, zonder dat het blijken zal dat zij de ze lessen met vrucht, twee jaren hebben bijgewoond'. Deze wat ondergeschikte positie van het onderwijs aan apothekersleerlingen is 228

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1987 | | pagina 286