in de Walcherse pap: die was het grootst in het bestuur van de Oostwatering, ze
ker sinds 1559. Sindsdien benoemde de markies van Veere (later in de persoon
van de prins van Oranje) de dijkgraaf van deze watering. Daarnaast stelde de stad
zowel gezworenen, penningmeester en bode van de Oostwatering aan. Overi
gens: sinds 1574 hadden alle drié de Walcherse steden (Middelburg, Vlissingen
en Veere) een overwicht in de wateringbesturen van het eiland. En het is duide
lijk dat hun belangen daarbij lang niet altijd dezelfde waren als die van het platte
land 95
Het was deze partij, deze stad Veere die volgens de heren-24 liever zag dat de
Walcherse ingelanden vele duizenden ponden schade opliepen, dan dat ze voor
een heel veel kleiner bedrag de dammen in de eigen haven opende. De stad hield
Walcheren aan het lijntje. Met mooie beloften wekten de stadsbestuurders de in
druk 'wel handen en voeten te willen losgeven, om is 't mogelijk maer aen 't
werk te geraken, en Walcheren met een soet toontie in te leijden tot het afstaen
van haar regt'. Toen Walcheren op de lange duur, bemerkende dat het voorjaar
passeerde zonder enig resultaat, en 'vreesende voor aenstaende desperate actiën
der landlieden die dagelijx in menigte met traanen inde oogen protextie jegens
hare en harer landerien ruïne quamen bidden', aanbood zelf de dammen door te
steken, had dat geen gehoor gevonden bij Veere. Maar toen de 'murmuratie' van
de boeren groeide, gingen de heren van Veere tenslotte overstag, uit angst 'dat de
desperatie der lantlieden eijndelinge jegens hare persoonen tot feijtelijkheden
souden komen uijt te bersten'. De dammen werden geopend, doch het was veel
te laat om nog effect te sorterenzoals uit de miserabele constitutie der nog quee-
lende en verkouden landerien en weijen dagelijx kan werden gesien'. Zo onge
veer luidde de opinie van de heren-24.
Het is, maar dit terzijde, de vraag of men bij de bezorgdheid voor onrust onder de
boeren nog de herinnering liet meespelen aan de roerige bewegingen van 1672 of
van 1655-1656. Vooral die in beide laatst genoemde jaren was voortgekomen uit
de wens van de ingelanden naar grotere invloed in het Walcherse polderbestuur
96. Hoe dit alles zij, de heren-24 zagen anno 1708 slechts één adequate oplossing
voor de problemen met Veere: er moesten twee nieuwe uitwateringssluizen ko
men, even buiten de stad Veere te situeren in de Walcherse zeedijken. Alleen zó
kon het eiland sueren wanneer het haar believen zal 97
Intussen bleef het hoge landwater, ook al was het inmiddels zomer, voortdurend
zorgen baren. De zorgwekkende toestand lijkt overigens niet uitsluitend te wor
den veroorzaakt door de problemen met Veere. De verschillende dijkgraven wer
den namelijk bijeen geroepen om hun visie te geven op het slechte aflopen van het
landwater naar de sluizen, en om te rapporteren wat daarvan de oorzaken konden
95. Tirion, Teg. StaatII, 250-255. Unger, Geschiedenis Middelburg32-34. De Waard, In
ventaris besturen Walcheren49-61
96. Ibidem, 56.
97. AWW, inv. nr. 1011pp. 319-330 (1708 juni 4). Ook: AWW, inv. nr. 232 (LL) (1708 juni
4).
98. AWW, inv. nr. 16, f. 71v-72 (1708 juni 5).
66