De zaak tegen Gerritsz en Rumpf In februari 1710 arriveerde sergeant Benedictus Gerritsz in Colombo. In zijn ba gage bevonden zich 994 stukken zwart takkoraal, 52 stukken barnsteen, alsmede een partij tabak en kousen. Hij had deze goederen met een totale waarde van 1500 a 2000 rijksdaalders in Amsterdam gekocht met de bedoeling ze tegen een dikke winst in de Oost te verkopen25. Toen verkoop in Colombo niet wilde lukken wendde Gerritsz zich tot de secreta ris van de Politieke Raad, Isaac Augustijn Rumpf, die bereid was hem te helpen. Rumpf schreef een brief aan zijn neef Willem Crous in Batavia en verzocht hem de goederen van Gerritsz in Batavia te verkopen. De opbrengst moest hij, na af trek van de gemaakte kosten, per wissel aan Rumpf overmaken. Ook Gerritsz schreef aan Crous en verzocht hem eventuele winst om te zetten in een '...partij thee boey met witte punten en witte gebloemde damasten (20 el lang) soveel als er in een kist gingen.Crous moest deze goederen naar Amster dam sturen en het geld dat overbleef aan Rumpf overmaken26. Crous zou beide brieven nooit ontvangen. Na aankomst van het schip 'Molenwerff' in Batavia werd de lading onderzocht. In de bagage van de gewezen commandeur van Jaff- napatnam, Nicolaas van Heuvel, werden de goederen van Gerritsz en de beide aan Crous gerichte brieven aangetroffen. De Raad van Justitie in Batavia confis- ceerde de goederen van Gerritsz en zond alle stukken met betrekking tot deze zaak naar Ceylon. Pieter Macaré kreeg opdracht om de zaak verder af te hande len27. Hij verhoorde Gerritsz die een voor Rumpf belastende verklaring aflegde. Rumpf noemde Gerritsz een dronkaard die door het verlies van zijn goederen aan het 'mijmeren' was geraakt. Bovendien beweerde Rumpf dat Macaré's klerk, Joost van de Rondewerken het verhoor van Gerritsz niet goed op schrift had ge steld waardoor hij, Rumpf, schade had geleden. Van gouverneur Becker kreeg Rumpf gedaan dat deze de klerk overplaatste28. Macaré was van mening dat Rumpf in strijd met de voorschriften had gehandeld omdat hij door het schrijven van de brief aan zijn neef de mogelijkheid tot privé- handel had geschapen. Rumpf verklaarde onschuldig te zijn. De brief aan Crous had hij '...uijt christelijke meedogentheijt.geschreven. Bovendien was hij in de veronderstelling geweest dat het ging om een onschuldige verzending van foe lienoten. Niettemin eiste Macaré tegen hem en Gerritsz ontslag uit de Compag- niesdienst en een boete van 400 rijksdaalders29. De Raad van Justitie echter con cludeerde dat Macaré onvoldoende bewijs tegen Rumpf had en verklaarde Rumpf onschuldig. Een poging van Macaré om in hoger beroep te gaan bij de Raad van 25. ARA, Archief VOC, inv.nr. 1806, Overgekomen brieven en papieren, 8e boek, Ceylon, 3e deel, f. 1480-1486, 19 juli 1711. 26. ARA, Archief VOC, inv.nr. 1806, Overgekomen brieven en papieren, 8e boek, Ceylon, 3e deel, f. 1340-1341, 15/16 oktober 1710. Thee-boei behoorde tot de bekendste theesoorten in de Compagniestijd. De naam thee-boei was afkomstig van het Chinese boe-ie-tscha (tscha=thee), genoemd naar het gebergte Boe-ie of Woe-ie in de provincie Hokkien. Zie Stapel, Beschrijvinge van de Oostindische Compagnie, nr.68, 702. 27. ARA, Archief VOC, inv.nr. 955, Batavia's uitgaand briefboek, f.381 -38323 mei 1711. 28. ARA, Archief VOC, inv.nr. 1806, Overgekomen brieven en papieren, 8e boek, Ceylon, 3e deel, f. 1309-1310, 4 juli 1711 en f. 1480-1486, 19 juli 1711. 29. Ibidem, f. 1315-1317, 14 juli 1711. 86

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1988 | | pagina 128