prekerigheid. Of de kinderen de hun voorgetoverde honingzoete brave types kon den waarderen is een vraag die hier weinig ter zake doet: we weten het niet. De types waren wel gebonden aan de tijd, een tijd waarin de kinderliteratuur nog let terlijk in de kinderschoenen stond. Van belang is dat vastgesteld kan worden, dat het nu mogelijk werd door een groot aanbod aan de kinderen enige variëteit te bie den in lectuur. Ook hier zien we een methodisch-didactische verandering die van de onderwij zers omscholing eiste. De nieuwe methode was volstrekt anders dan men was ge wend. Een onderwijzer beheerste deze niet in een handomdraai39. Er is hier geko zen voor een nadere uitwerking van de methode om het aandeel van de gezel schappen in de onderwijsverbetering te kunnen illustreren, zodat de gangbare kwalificaties over het nut van de gezelschappen hun vaagheid inruilen voor con cretere gegevens. De aard van de bronnen bepaalde opnieuw een keuze voor West Zeeuwsch-Vlaanderen, maar de geschetste ontwikkeling vinden we ook el ders. Algemeen geldt dat rond 1830 de klankmethode de spelmethode bijna overal had verdrongen. Verslagen en redevoeringen van de inspecteurs uit deze tijd laten hierover geen twijfel bestaan. Callenfels noemde in 1820 de klankme thode nog niet: pas na 1821 maakten de gezelschappen kennis met deze leerwijze Het lezen maakte een vast onderdeel van de activiteiten op de vergaderingen uit bij ieder gezelschap. Het stond bekend als 'kunstmatig lezen'Een van de leden las voor, vaak uit Anslijn, en wel zo, dat de leestoon harmonieerde met de inhoud van de tekst. Het sloot aan bij de praktijk en was dienstig om ook zelf de bekende matte leestoon van vroeger kwijt te raken. Op correct taalgebruik lette men terde ge. Spreekbeurten moesten in goed Nederlands gehouden worden en menig ge zelschap had een boek 'Over de redeneerkunde'. Oefening in spreekvaardigheid en uitleg hadden praktische waarde voor de eisen die de omschakeling naar het klassikaal systeem aan de onderwijzer stelde. Opvallend is dat de invoering van de klankmethode bij velen uitgesproken nega tieve reacties opriep. In de bronnen is herhaaldelijk sprake van vooroordelen te gen deze methode zonder dat men er achter komt wat er nu eigenlijk aan de hand was. Van Det vermeldt een anecdote uit Duitsland die enig licht werpt op de zaak. Een doipsonderwijzer daar was met deze methode begonnen en de boeren stuur den een deputatie naar school om hem ter verantwoording te roepen: het sissen, knorren en brommen leek hen een werk des duivels. De onderwijzer, Heinicke, een man met een flink postuur, maakte er weinig omslag mee en gooide ze de school uit40. Nu wordt op het platteland het nieuwe gewoonlijk met argwaan en reserve bekeken; dit is niet ongewoon. Wellicht is er een diepere oorzaak aan wijsbaar voor de uitgesproken negatieve reacties die de onderwijzer dwong de methode ongemerkt en geleidelijk in te voeren. In Zeeuwsch-Vlaanderen had de bisschop van Gent, Maurice de Broglie, het be zoek aan scholen waar de nieuwe boeken en leermiddelen gebruikt werden verbo den 4i. Nu moest De Broglie die een prive-guerilla voerde tegen de in 1815 aange nomen grondwet het land al spoedig verlaten na een veroordeling door de recht bank van Brussel en zijn verbod haalde weinig uit: toch bleef dit probleem en dook in 1830 weer op toen de school in Eede bijvoorbeeld sterk achteruitging. 39. RAZ, Archief Toezicht inv. 1brief Schoe aan Van Deinze, 26-4-1822. 40. Van Det, Bondsleven91 41Kossmann, 93-94; RAZ, Archief Toezicht inv. 83, 8-10-1816. 105

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1988 | | pagina 147