Het toont de negatieve kant van de centrale plaats die de inspecteur innam.
Zijn opvolger Van der Meer-Mohr ging energiek te werk en trok zelfs ziektever
zuim na. De subsidies kwamen weer binnen en alles liep naar wens. Na 1830 von
den in navolging van Walcheren en Zeeuwsch-Vlaanderen districtsvergaderin
gen plaats, maar het plan om tot een vereniging te komen kon pas onder zijn op
volger, J. Ab Utrecht Dresselhuis, worden uitgevoerd. Met de voorzitters van de
gezelschappen vormde deze in 1836 net overkoepelende bestuur van de 'Onder
wijzersvereniging Zuid-Beveland'. Evenals in Zeeuwsch-Vlaanderen bleven de
gezelschappen gewoon bestaan 74. Deze inspecteur beoogde hiermee het subsi
diebedrag als geheel voor aankoop van boeken te benutten. Door een schenking
van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen in Goes en de soms dure aankopen
kwam zo een aanzienlijke onderwijzersbibliotheek tot stand. Alleen georgani
seerde onderwijzers mochten er gebruik van maken en met deze maatregel wist
Ab Utrecht Dresselhuis hen die nog geen lid waren alsnog hiertoe te brengen.
Vergaderkosten werden nu, zoals al in Goes en Heinkenszand gebruikelijk, be
taald uit onderlinge contributies. De onderwijzers hadden hier geen moeite mee
'wat bij het bekrompen bestaan dezer mannen als bewijs geldt voor hun goede
wil', aldus een rapport van de inspecteur. Op een punt zullen de mannen hiermee
van harte hebben ingestemd 75.
Tot hiertoe zijn enkele vormen waarin het streven naar eenheid en bundeling van
krachten tot uitdrukking kwamen buiten beschouwing gelaten. Hier lag de aan
loop naar grotere belangenverenigingen. Het enige wat nog ontbrak was een an
dere programmatische invulling. Bijeenkomen, vergaderen en discussieren had
den de onderwijzers in de gezelschappen al geleerd. Algemene districtsvergade
ringen waren sinds 1830 in heel Zeeland gebruikelijk, ook in het 2e district. In
1840 vond hier een bundeling plaats van de vijf gezelschappen tot de 'Onderwij
zersvereniging van het tweede district van Zeeland'Onder een andere naam be
staat deze nog steeds 76. Algemene provinciale vergaderingen vonden voor het
eerst plaats in Groningen in 1836. In Zeeland zijn ze voor 1840 niet gehouden. Al
gemene districtsvergaderingen, die ieder jaar of om de twee jaar plaatsvonden,
hadden een wat feestelijk tintje. De uitgaven voor feestelijke bijeenkomsten op
Walcheren verviervoudigen tussen 1830 en 1840. Ze werden hier dus al snel po
pulair. In de programma's wisselden zakelijke en feestelijke onderdelen elkaar
af: gezang en welkomstwoord van de inspecteur, jaaroverzicht; lezingen; prijs
vragen en wedstrijden; lunch; lezingen en discussies; samenzang in de kerk, een
wandeling in de omgeving en feestdiner; afscheidswoord en slotzang. Van die
gezangen zijn veel teksten, vaak met muziek, bewaard77Ondanks het feestelijke
karakter was deelname min of meer een verplichting door een boete op afwezig
heid, in de regel fl. 1,20. Zuid-Beveland kende het vrij hoge bedrag van fl. 2,60.
75. Ibidem. Ook RAZ, Archief Toezicht inv.nr. 63, no. 26. Zuinig was Dresselhuis niet. De
aankoop van twee aardrijkskundige werken kostte fl. 50,— (de jaarsubsidie vooreen gezelschap
bedroeg fl. 30,
76. Uil, 96. Er waren de volgende gezelschappen: Het Schouwse Onderwijzersgezelschap
(1815), het Gezelschap van Zierikzee (1822), dat van Duiveland (1823 'Onvermoeide vlijt over
wint'), Gezelschap Tholen (1833) en de Onderwijzersvereniging Oostelijk Schouwen (1845).
77. RAZ, Archief Toezicht inv.nr. 30 en 31; inv.nr. 70 (Zuid-Beveland); inv.nr. 117
(Zeeuwsch-Vlaanderen).
119