uitzondering van een complete Pingsdorf-pot14, een groot randfragment en een tweetal versierde spinsteentjes van aardewerk. De collectie bestaat voor het over grote deel uit inheems kogelpotaarde werk, Pingsdorfaardewerk, enkele An- denne-scherven en een tweetal wandfragmenten met reliefband. De ca. 30 meter uit de voet van de vliedberg gelegen vondstconcentratie is vermoedelijk op te vat ten als een stortplaats. Bij het graafwerk werd ook een structuurloze waterput aangetroffen waarin zich op de bodem een laag schelpen bevond, hetgeen er op wijst dat we hier ter plaatse met een nederzettingsterrein te maken hebben15. De huidige hoge ligging van het vondstterrein (op Duinkerke II) is volgens de heer Sturm te verklaren uit het feit dat dit perceel tijdens de herverkaveling na de Tweede Wereldoorlog wegens geldgebrek niet is geëgaliseerd. Middelburg-Damplein Dankzij de aktieve oudheidkundige belangstelling van tandarts D.B. Chardon, praktijkhoudende aan het Damplein in Middelburg, konden in samenwerking met B. Oele en ROB-correspondent H. Hendrikse uit Breskens in februari twee proefputjes gegraven worden in de kelder van het huis Damplein 26. In het hori zontale vlak van de ca. 1 x 2 m grote proefputten tekenden zich een tweetal hou ten palen en een rij van plankjes af. De profielen, die een meer dan 1 meter dik zwarte humeuze bewoningslaag te zien gaven met talrijke ingravingen en veel aardewerk, leer, bot, mossels, oesters en kokkels, maakten duidelijk dat we ons in een intensief bewoond gedeelte van Middelburg bevinden. Verdere uitbreiding van de proefputjes leverde een voortzetting van de palenrij op. De palen waren tot in het ongestoorde sediment gedreven. Een houtmonster is voorC 14-datering naar Groningen gestuurd. Het aardewerk bestond voornamelijk uit Pingsdorf-, Paffrath-, Andenne- en kogelpotaardewerk. Ook waren enkele stukjes relief- bandaardewerk aanwezig. De top van de zwarte bewoningslaag bevond zich (30 cm onder de vloer van de kelder) op 326 cm N.A.P., de basis op 216 cm NAPblijkbaar op het hoge gedeelte van de geulafzetting van Duinkerke II-ou- derdom. Het botmateriaal kon als volgt op soort worden gebracht: Van het totaal van 555 botten konden 407 worden gedetermineerd. Steeds minder dan 1% scoorden paard, edelhert, konijn/haas, kip, gans, gevogelte en vis (bot). Respec tievelijk 3 en 12% behoorden tot hond en varken. Naast 40% rund is tenslotte het al eerder voor de vroege middeleeuwen in Zeeland vastgestelde hoge percentage schaap/geit (43%) opmerkelijk16. Het meest interessante aan de vindplaats is ech ter dat hij is gelegen buiten de vroegmiddeleeuwse ronde burcht van Middelburg. Poppendamme (afb. 3a, b, c) In oude grond van een voormalige begraafplaats bij Poppendamme vond de heer F. Maljers uit Buttinge een pseudo-muntfibula (afb. 3a). Ook bij eerdere verken ningen in dit deel van Walcheren werden door hem twee pseudo-muntfibula's ge detecteerd. De voorwerpen behoren tot een moeilijk te plaatsen groep sieraden waar nog weinig overbekend is. Ze dateren uit de 9de tot 10de (mogelijk ook nog uit de 11de) eeuw en lijken geinspireerd op solidi van Lodewijk de Vrome (814- 14. Voor een afbeelding zie Van Heeringen, 'Vliedbergen'. 15. Vgl. Domburg-Badhotel, Jaarverslag ROB 1986, 85-86. 16. Zie noot 15. De determinatie van het botmateriaal werd verricht door drG.F. IJzereef. 141

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1988 | | pagina 187