VINDPLAATSBESCHRIJVINGEN De vindplaatsbeschrijvingen zijn ingericht volgens een vaste structuur; de num mering verwijst naar fig. 1 en 2 in de tekst, a) de naam van de vindplaats, een ver wijzing naar de afbeelding van het aardewerk en de bijbehorende tabel, gevolgd door het kaartblad waarop de vindplaats is gelegen met de coördinaten, b) de eventueel beschikbare C14-datering. c) een korte geschiedenis van de ontdek king en het daaropvolgende onderzoek, d) de aard van het vondstmateriaal, e) de geologische ligging, f), g) en h) resp. de huidige plaats van bewaring van de vondsten, de beschikbare vondstdocumentatie en literatuurverwijzingen. PDB staat voor Provinciaal Depot voor Bodemvondsten; ROB CAA voor Centraal Ar cheologisch Archief van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonder zoek. Tenslotte onder i) een nadere beschrijving van het aardewerk. De originele beschrijving van het aardewerk bevindt zich in het archief van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek in Amersfoort. De teke ningen van het aardewerk zijn alle op schaal 1:4. Een P voor het nummer wil zeg gen dat het betreffende fragment gepolijst is; een vierkantje dat het aardewerk or ganisch is verschraald. De tekeningen zijn van de hand van R.L. Mönchgesang, Provinciaal Depot voor Bodemvondsten Middelburg. 1. a) Arnemuiden-Brakenburg (tabel 1fig. 4-6); 48B 036.26/391.83. c) Noodonderzoek AWN afd. Zeeland in 1975 van een oppervlak van 22x15 meter. Men trof een configuratie van 13 houten palen aan. d) Aardewerk; 10 kleine fragmenten tefriet, 1 stukje kwartsiet; houten spatel en roer(?)stokje. e) Bewoningslaag met een dikte van gemiddeld 10 cm op Hollandveen 1,85 - 1,75 m. - N. A.P. Het niveau werd afgedekt dooreen donkergrijze klei (wsch. Duinkerke I) waarboven wederom kle> (Afzettingen Duinkerke II). f) PDB Middelburg inv.nrs. 640-644. g) ROB CAA 48B-33z. h) Berg, J. van den en W. Hendrikse, 1978: IJzertijdbewoning te Arnemuiden, Westerheem 27, 127-135; Jaarverslag ROB 1977, 123; Kroniek Helinium district E 1975-1977, Helinium 19, 1979, 280; Kroniek Helinium district E 1978-1980, Helinium 24, 1984, 154; Jaarverslag ROB 1978, 140. i) Aardewerkbeschrijving. Algemeen Door het venige vondstmilieu is het aardewerk in slechte staat, de scherven voelen stoffig aan, vaak zijn aan de binnenzijde hoekige gaatjes ontstaan door verwering van het als verschralingsmiddel gebruikte potgruis. Vormen Opvallend is het nagenoeg ontbreken van een- en tweeledige pro fielen. Slechts één eenledig schaalfragment is aanwezig (nr. 10,3% van alle randen, N 332). Van de 142 profielfragmenten waarvan de stand van de schouder kan worden gemeten, hebben 61 exemplaren (43%) een steile schouder (categorie 3: b.v. nrs. 8-13) en 6 (4%) een uitgesproken vlakke schouder (categorie 2: nrs. 14-15). In feite is er hier sprake van een vloeiende overgang in de steilte van de schouder (zie de nrs. 16-26). De halshoogte van alle potten overschrijdt de 2 cm niet. De hoogte van de schouder ligt tussen 2 en 5 cm met uitzondering van de nauwmondige pot nr. 14 die een veel grotere schouderhoogte heeft. Een aantal gepolijste fragmenten vertoont een lichte 9

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1988 | | pagina 39