klein, waardoor over de vorm van de profielen niet veel kan worden gezegd. Door het venige vondstmilieu is het aardewerk slecht geconserveerd. Het aar dewerk vertoont een opmerkelijk verschil in verschraling; van zeer fijn pot- gruis (kleiner dan 1 mm) bij dunwandige gepolijste potten tot zeer rijk en dui delijk zichtbaar (tot 3-4 mm) bij ruwwandig of versierd aardewerk. Dit laatst genoemde aardewerk wordt wel aangeduid met 'krentebroodaardewerk'Op vallend is verder, dat de binnenkant van haast alle potten gepolijst is en dat ook vormen waarvan de buik versierd of besmeten is vaak een gepolijste schouder en hals hebben en ook nog vingemagelindrukken op de rand. Vormen Naast een fragment van een eenledig bakje of schaaltje komen uit sluitend drieledige profielen voor. De drieledige profielen hebben doorgaans een vrij steile schouderstand (categorie 4) maar ook iets vlakker komt voor (categorie 3). Enkele min of meer rechte halzen komen voor, vaak in combi natie met een flauwe carinatie in de polijsting (b.v. nrs. 2-7). Bodems De gemeten bodemdiameters zijn te gering in aantal om sprekend te kunnen zijn. Drie bodems hebben een standring (nrs. 42-43; ca. 6%, n 52). Randafwerking Op enkele aan de binnenzijde geplaatste vingemagelin drukken (nr. 25) na hebben alle versierde randen vingemagelindrukken op de rand. De indrukken staan wijd uit elkaar. Bijna alle randen zijn rond afge werkt, een enkele lijkt iets te zijn afgeplat (b.v. nr. 9). De hoogte van de hals ligt in de grootte-orde van 2 cm; die van de schouder in de orde 2 tot 3 cm. Oppervlaktebehandeling Uit de in de tabel verwerkte gegevens komt naar voren dat bij een gedeelte van de besmeten en versierde potten de schou der en hals gepolijst zijn. Opvallend is daarbij ook dat gepolijste randen vaak daarenboven versierd zijn met vingemagelindrukken. 12. a) Poortvliet (fig. 17); 49B070.98/396.02. c) Verkenning door P.Jasperse en P.J. Koopman tijdens herverkavelingswerk zaamheden in april 1956. De vindplaats ligt op ca. 700 m afstand van de 2de- eeuwse Romeinse bewoning. Onderzoek in 1987 door de AWN afd. Zeeland op deze vindplaats heeft bevestigd dat geen inheems aardewerk uit de Ijzertijd in Romeinse kontekst aanwezig is. d) Aardewerk, glazen armband (type Haevemick 3b). e) Gevonden bij het graven van een sloot op 3 tot 3,5 cm diepte op de grens van veen en klei. f) PDB Middelburg inv.nr. 854. De glazen armband bevindt zich in de vaste op stelling in het Zeeuws Museum. g) ROB CAA 19B-ln (Aantekeningen P. Jasperse, St.-Maartensdijk). h) Trimpe Burger, 'Sporen van bewoning uit de Romeinse tijd'; Kroniek Heli nium, district E 1966-1968, Helinium 10 1970, 159; Kroniek Helinium, dis trict E 1969-1971, Helinium 13, 1973, 195; Peddemors 'Latèneglasarmrin- ge'- i) Aardewerkbeschrijving. Algemeen De vondstgroep bestaat uit 15 fragmenten aardewerk. Het ver schralingsmiddel is potgruis l-2(3)mm). Bij enkele scherven is de verschra ling zeer rijk (zgn. 'krentebroodaardewerk'). Alle randfragmenten behoren tot het drieledige profieltype. Van drie van de 8 randfragmenten is de rand 17

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1988 | | pagina 47