Niet alleen economisch, maar ook politiek was de Zeeuwse hoofdstad niet onaan tastbaar, en ook op dat terrein speelde Veere een concurrerende rol. Hier was het vooral de groeiende macht geweest van de heren van Borssele, later van die van Bourgondië, die sinds het midden van de vijftiende eeuw zowel Veere als Vlis- singen bezaten, die Middelburg zorgen baarde. In de vijftiende eeuw bezaten de heren, met uitzondering van de driehoek Middelburg-Arnemuiden-Rammekens, vrijwel het gehele eiland. Toch verwierf later Middelburg het grootste deel van Walcheren. Maar toen nog later, in maart 1574, een nieuwe organisatie van het eiland werd gerealiseerd, werd daarbij de overheersende rechtsmacht van de hoofdstad weer ingeperkt. Dat ging ten gunste van de oude concurrenten Veere en Vlissingen, en in mindere mate van Amemuiden 35. Het sinds de veertiende eeuw door Middelburg opgebouwde bezit aan Walcherse ambachtsheerlijkheden (op den duur meer dan de halve oppervlakte van het eiland uitmakend) raakte de hoofdstad in 1679 kwijt36. Intussen was het met Veere bergafwaarts gegaan. Na het midden van de zeven tiende eeuw keerden steeds meer Schotten de stad de rug toe, en aan het einde van die eeuw was Veere door de Schotse natie vrijwel verlaten. Enige wederopbloei vond nog wel plaats, maar dat mocht niet baten. Telde de stad in de bloeitijd 4000 inwoners, in 1700 was dat aantal al teruggevallen tot 300037 Het is tegen deze achtergrond dat we het conflict in het begin van de achttiende eeuw om de Walcherse uitwateringssluis moeten plaatsen. Een conflict in een stad die, gewend aan een eeuwige concurrentiestrijd met de andere Walcherse steden, in de economische nadagen wanhopig poogde nog iets van de handel en scheepvaart, en dus van de vroegere welvaart te behouden. En men beschouwde een optimaal bereikbare en goed geëquipeerde haven als een essentiële voor waarde daarvoor. 4. De aanleiding tot het conflict Gelet op de voorgeschiedenis mag het bijna een uitkomst heten dat in 1706 de Grote Brug, de dubbele, houten klapbrug over de Veerse haven, dringend aan grootscheepse vernieuwing toe was. De stad zag haar kans schoon. Men besloot de houten brug te vervangen door een stenen soortgenoot en daarvoor twee be stekken te maken. Eén voor een stenen brug mèt, en één voor een dito zonder sluisdeuren. In de maand mei werd het werk, kennelijk inclusief vier sluisdeuren, aanbesteed voor een bedrag van bijna 3000 pond. Het karwei moest binnen acht maanden ge klaard zijn38. De bedoeling van het project was voortaan water te kunnen ophou den en het achterste deel van de haven (tussen de Grote en de Kleine Brug) te kun nen afsluiten en bestemmen tot een dok of zogenaamd 'staande water'. Tegelij kertijd moesten spuikokers in de twee landhoofden van de nieuwe brug buiten het dok om (land-)water kunnen doorlaten. Deze bogen of zwaangaten moesten wor den voorzien van val- en nachtdeuren. Veere zou zich later overigens beroepen 35. Unger, Geschiedenis Middelburg, 32-33. 36. Ibidem, 36-37 en 39. 37. Unger en Westendorp Boerma, 'De Steden van Zeeland', 26-27 38. GAV, inv. nr. 12 (1706 maart 20; 1706 april 3; 1706 mei 29); GAV, inv. nr. 327 V. 54

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1988 | | pagina 84