111. DE FINANCIERING VAN DE ZEEUWSE KAMER
De VOC is meer dan eens 's werelds grootste handelsonderneming van de 17e en
18e eeuw genoemd. Voor de Republiek moet de Compagnie vooral worden ge
zien als een handelsonderneming die goederen naar de Republiek vervoerde om
deze te verkopen met de hoogste winst. Cijfers over omzet en resultaten van de
VOC als geheel zijn elders in extenso gepubliceerd76. Voor de kamer Zeeland le
vert dit echter problemen op; hiervan ontbreekt bijna de gehele boekhouding. Al
leen de journalen en grootboeken over respectievelijk de periode 1602-1606 en
1606-1607 en de equipageboeken van de jaren 1614-1628 zijn overgebleven77.
Maar gezien de vaste verdeling van de activiteiten over de kamers, is het wel
mogelijk een algemeen overzicht te geven van de belangrijkste cijfers van de
kamer Zeeland.
De kamer Zeeland als handelsonderneming
Om het doel van de VOC, de verkoop van Aziatische produkten in Europa, te be
reiken, moesten deze eerst in Azië worden aangeschaft. Om de benodigde devie
zen hiervoor te verkrijgen stonden voor het bedrijf drie wegen open; de intra-
Aziatische handel, de verkoop van Europese goederen en de verzending van
deviezen vanuit Europa.
De VOC nam al spoedig na haar komst in Azië deel aan de intra-Aziatische
handel. Deze handel stond ten dele rechtstreeks in dienst van de vaart op Europa:
uit diverse streken werden goederen naar Batavia gebracht om van daar naar Ne
derland te worden verscheept. Maar de VOC verscheepte ook Aziatische produk
ten voor de Aziatische markt. De opbrengsten van deze intra-Aziatische handel
zouden zo hoog moeten zijn dat Batavia de eigen kosten zou kunnen financieren
en eventueel ook de inkoop van de retouren zou betalen. Daartegenover zouden
dan uit de opbrengsten van de retouren hier te lande de kosten van de administra
tie, de uitrusting van de schepen, de koopmansgoederen voor de Indische markt
en de dividenden voor de aandeelhouders betaald kunnen worden78. Dat doel
werd nooit bereikt, maar toch kon deze activiteit na een aantal jaren een belang
rijke bijdrage leveren aan de totale opbrengsten van de Compagniehandel.
De tweede mogelijkheid om aan deviezen te komen was de verscheping van
Europese goederen naar Azië. Een gedeelte hiervan bestond uit goederen voor
eigen gebruik en een gedeelte werd aan de Kaap gelost voor de 'volksplanting'
daar. Grote afnemers van de Compagniegoederen waren de verschillende
scheepswerven, met name die op het eiland Onrust voor Batavia. Hier werden de
schepen gerepareerd en uitgerust voor de retourreis naar 'patria' (de Republiek).
Naast grote hoeveelheden scheepsbouwmaterialen werden ook kanonnen en mu
nitie vervoerd. Ook bouwmaterialen voor de forten en onderkomens van de
Compagnie werden naar Azië verscheept. Over de waarde van deze goederen is
76. R. Glamann, Dutch-Asiatic trade 1620-1740 (Kopenhagen,'s-Gravenhage 1958); De
Korte, De financiële verantwoording.
77. ARA, VOC, inv. 13.782-13.785, Kamer Zeeland, journaal- en grootboeken (1602-1607);
inv. 13.786-13.793, Equipageboeken (1614-1628).
78. De Korte, De financiële verantwoording27-28.
70