Afh. 2. De pakhuizen van de Oost-Indische Compagnie aan de Breestraat te Middel
burg. Gravure in de Cronyk van Smallegange, ca 1680.
slechts weinig bekend. Door de groei van het bedrijf werd de waarde na verloop
van tijd overtroffen door die van de handelsgoederen79.
Het meerendeel van deze handelsgoederen was niet bedoeld voor de Aziati
sche consument maar voor de Europese bevolking. Over het algemeen bestonden
deze goederen uit textiel, lood, bier, wijnen en diverse 'koopmanschappen'. Een
schatting op basis van het onderzoek van De Korte van de waarde van deze pro-
dukten verscheept door de kamer Zeeland geeft tabel 4; hieruit blijkt dat textiel
het belangrijkste produkt was. Er was zowel in de 17e als in de 18e eeuw vraag
naar. Voor andere produkten, zoals kleurstoffen en kwik, was alleen incidenteel
een markt.
In de jaren na 1680 werd het steeds duidelijker dat de VOC door de handel in
Aziatische en Europese goederen zich in Azië niet in voldoende mate van edel
metaal zou kunnen voorzien. Om toch aan voldoende deviezen te komen moest
er vanuit Europa edelmetaal naar Azië worden gebracht. Hiertoe stonden twee
wegen open: ten eerste konden de compagniesdienaren geld aanbieden in Bata
via; ten tweede kon de Compagnie zelf edelmetalen naar Azië verschepen. Wat
deze laatste mogelijkheid betreft is de rol van de Spaanse reaal belangrijk. Deze
werd namelijk in de loop van de 16de eeuw algemeen geaccepteerd in Azië.
Toen deze Spaanse realen in 1601 schaars waren, mochten de voorcompagnieën
van de Staten van Holland en de Staten van Zeeland deze munten laten slaan.
Later werd door de Compagnie een grote verscheidenheid aan zilveren munten
naar Azië gebracht, maar in de loop van de 18e eeuw werd goud belangrijker.
79. DAS I, 181-182.
71