Ook kleine koperen muntjes werden wel naar Azië gebracht, maar pas na 1700 gebeurde dit op grotere schaal. Na 1725 werden uitsluitend koperen duiten met het VOC-merk geslagen. Tabel 4. Schattingen van de handelsgoederen door de kamer Zeeland naar Azië ver scheept, 1700-1796 (in guldens80 bier diverse textiel lood wijnen totaal koopman schappen 678.000 4.473.000 5.563.000 1.630.000 3.805.000 16.149.000 De vervaardiging van munten voor Azië vormde een belangrijke exportindustrie in Nederland. Er zijn schattingen dat in de periode 1690-1750 bij de instellingen waar geld werd vervaardigd (de munten) voor 450 miljoen is geslagen, waarvan 10% voor de VOC was bestemd. Tussen 1700 en 1794 werden meer dan 38 mil joen koperen schellingen geslagen voor de VOC, waarvan ruim 11,5 miljoen in Middelburg81. De kamer Zeeland heeft zich goed gehouden aan de hoeveelheden die de Heren XVII elk jaar vaststelden. Niet alle munten die voor Azië waren be doeld, kon de kamer Zeeland in Middelburg laten slaan. Waarschijnlijk heeft dit te maken met de bepaling van de Staten van Zeeland dat de opdrachtgever zelf voor het edelmetaal moest zorgen; dit om fraude te voorkomen. Na 1711 werd deze regel versoepeld wegens grote concurrentie van muntmeesters uit Gelder land82. Door de wissels ontving Batavia kasgeld, hetgeen een aanvulling betekende op de geldzendingen uit de Republiek. De verdeling van de te betalen wissels over de respectievelijke kamers geschiedde volgens de bekende verdeelsleutel. Tussen Azië en de Republiek bestond een koersverschil en daardoor was het gunstig om geld in Batavia aan te bieden. In 1730 werd de wisselkoers van de ducaton vast gesteld op 78 stuivers. In de Republiek werden ducatons gekocht voor 63 tot 65 stuivers. Men nam ze mee naar Azië of gaf ze mee, met als doel in Azië wissels te kopen. Uitbetaling in 'patria' vond plaats in 78 stuivers. De winst was dus ruim 20%. In de periode 1630-1740 verdubbelde de wisseluitbetaling in Neder land. In 1740 werd de wisselkoers van de ducatons verlaagd tot 72 stuivers83. In de loop van de 18e eeuw werden de wissels voor de VOC steeds belangrijker om in Azië aan voldoende deviezen te komen. Indien de uitvoer van edele metalen en de wissels worden opgeteld krijgt men inzicht in de deviezenstroom tussen Europa en Azië. In de periode 1640-1795 is er voor ruim 775.000.000 aan de viezen naar Azië verscheept. Wellicht was een kwart van dit bedrag uit Zeeland afkomstig. Er vond dus een enorme geldstroom van Europa naar Azië plaats, maar hier stond wel iets tegenover. 80. Deze schatting is gebaseerd op de hoeveelheden van de kamer Amsterdam te vinden bij De Korte, De financiële verantwoording, bijlage 12 A. Van de waarde vermeld voor Amster dam is de helft genomen. 81. A. Pol.'Tot gerieff van Azië', 78; DAS I, 185; H.J. van der Wiel,'De scheepjesschellingen van Zeeland', Jaarboek voor munt-en penningkunde 69, 47-68, aldaar 48. 82. H.J. van der Wiel,'De Zeeuwse hoedjesschellingen', Jaarboek voor munt-en penning kunde 72, 50-65, aldaar 51.; Pol,'Tot gerieff', 113. 72

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1989 | | pagina 102