de wisselbank: de schuld zou worden afgelost en de betalingen van de verkopin
gen zouden weer via de wisselbank gaan". Pas in 1687 zou de wisselbank weer
geld lenen aan de Compagnie100.
Na de dividenduitbetaling ad 33'A% in 'staatsobligaties' in 1673 werd er en
kelejaren geen dividend uitgekeerd. In 1678 werd besloten per 1 januari 1679 12
dividend uit te keren in onopeisbare obligaties ten laste van de Compagnie, en
te allen tijde aflosbaar door de Compagnie. Tot en met 1683 werd er in totaal
voor 6.010.856 aan deze onopeisbare obligaties a 4% uitgekeerd. Deze obliga
ties kwamen ten laste van de Generale Compagnie en niet van elke kamer afzon
derlijk. Zodoende participeerden de kamers in deze obligaties volgens de be
kende verdeelsleutel101.
De kamer Amsterdam zou de administratie voeren en voor de rentebetaling
zorg dragen en daarvoor de respectieve kamers elk jaar belasten. Deze maatregel
werd speciaal genomen voor Zeeland. De koers van de obligaties die door Zee
land waren uitgegeven - obligaties ten name van de respectieve kamers - waren
in koers gedaald. Door deze inschrijving bij de kamer Amsterdam werd aan de
obligaties van Zeeland een grotere verhandelbaarheid gegeven. Verder was al in
1678 bepaald dat men met obligaties uitgegeven door een kamer, bij de kamer
kruidnagelen kon kopen. Volgens Van Dam zijn de obligaties van de Zeeuwse
kamer door deze steunactie vrijwel tot pari gestegen102.
In de jaren na 1680 ging de Compagnie maatregelen nemen teneinde de geva
ren van illiquiditeit in de toekomst te voorkomen. Van de vroedschap van Am
sterdam werd toestemming gekregen om credieten bij de Amsterdamse wissel
bank op te nemen tot een maximum van 1.700.000103. In 1685 werd besloten
om de obligaties ten laste van de kamers ten tijde van hun vervaldatum, naar
keuze van de obligatiehouders te laten omzetten in onopeisbare obligaties. De
Compagnie bleef bevoegd deze te allen tijde af te lossen. Per 15 mei 1687 ont
stond zo een onopeisbare schuld van ruim 12 miljoen gulden. De schulden op
korte termijn bestaande uit deposito's (obligaties), waren nu geconsolideerd104.
De Compagnie heeft in de jaren 1696-1698, waarin zij in drie termijnen drie
miljoen aan de staat betaalde voor de verlenging van het octrooi tot 1740, het di
vidend uitgekeerd in 3% recepissen, naderhand gewijzigd in obligaties, die niet
opeisbaar waren, maar te allen tijde aflosbaar. Na 1700 werden verschillende
obligaties afgelost. In 1731 waren de dividendobligaties geheel afgelost en was
het bedrag van de andere onopeisbare obligaties tot 7.548.699 3.738.110 Ge
nerale Compagnie en 3.810.589 respectievelijke kamers) gedaald. Na 1731
werden geen aflossingen meer gedaan105.
Door de onopeisbare obligaties werd in feite het vaste kapitaal van de Com
pagnie, zij het op andere basis dan op die van aandelen, uitgebreid. Doordat de
schulden op korte termijn waren geconsolideerd, werd in de kredietbehoefte in
het vervolg voorzien door kredieten op korte termijn, namelijk door het opnemen
van anticipatiepenningen.
99. Ibidem, 1047 nr. 789. 1048 nr. 790, 1051 nr. 795 en 1053 nr. 796.
100. De gevolgen van het faillisement van de Middelburgse wisselbank voor de Zeeuwse
kamer wordt uitgebreid besproken in Gaastra, Bewind en beleid, 62-64.
101. De Korte, De financiële verantwoording, 66.
102. De Heer, Bijdrage tot de financiële geschiedenis, 27-28.
103. Van Dillen, Wisselbank, 200 nr. 268.
104. De Korte, De financiële verantwoording, 66.
105. Ibidem, 67.
77