de Amsterdammers, respectievelijk 27.372 en 22.224. Wat opvalt is dat een paar geldschieters significant veel meer geld leenden dan gemiddeld werd gedaan. Comelis van Pere, Adriana Elisabeth de Huybert, de wisselbank en Pieter de la Rue samen met Samuel Radermacher leenden totaal 1.220.000, of wel 61% van het Zeeuwse aandeel. Het merendeel schreef voor bedragen onder 12.000 in. Een groot aantal particulieren schreef voor relatief kleine bedragen in. Buiten de Assurantie Compagnie en de Middelburgse wisselbank hebben nog meer institutionele beleggers geld op anticipatie geleend. De Staten van Walche ren hebben in de periode 1749-1761 3,8 miljoen gulden geleend. En in 1773 heeft de stad Middelburg voor in totaal 66.000 geleend aan de kamer Zeeland. Het volgende jaar heeft de Middelburgse leenbank 90.000 op anticipatie ge leend. Deze bedragen zijn in 1774 en 1775 terugbetaald112. Vermoedelijk kon de kamer in deze periode moeilijk aan contanten komen, omdat in de jaren hieraan voorafgaand slechts kleine bedragen op anticiptie werden geleend. In de loop van de 18e eeuw werden de anticipatiepenningen de belangrijkste bron van financiering voor de Compagnie. Maar de kamer Zeeland leende veel minder dan haar aandeel van 25%. In de periode 1751-1760 leende de VOC in totaal 204.914.800 aan anticipatiepenningen. De kamer Zeeland leende in de zelfde periode maar 14.539.589 aan anticipatiepenningen; dit is slechts 7,1%. In de periode 1671-1680 was het aandeel van Zeeland in de hoeveelheid ge leende anticipatiepenningen nog 24,3%. Waarom nam de kamer Zeeland zoveel minder geld op anticipatie op? De situatie na 1780 Kort na het uitbreken van de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) ontstonden fi nanciële moeilijkheden bij de Hollandse kamers. Al in februari 1781 werd uitstel van betaling van aflossing en rente op de anticipatiepenningen verkregen. Dit moratorium betrof alleen de Hollandse kamers. Bij de kamer Zeeland was de fi nanciële situatie veel gunstiger. Van het totaal ad 14.552.900 per 31 mei 1780 en 18.027.400 per 31 mei 1781 stond slechts 65.000 en 62.000 bij de kamer Zeeland uitstaande. Daar was geen behoefte aan een moratorium. Tabel 9. Schulden van de kamer Zeeland aan de andere kamers, 1765-1789 (in guldens) 113 per 31 mei per 31 mei per 31 mei per 31 mei 1765 1781 1788 1789 Amsterdam 5.271.466.- 5.252.593,- 7.882.296,- Delft 595.577,- Hoorn 40.417,- Enkhuizen Rotterdam totaal 5.271.466,- 5.888.587,- 2.322.413,- 7.882.296,- 112. Notulen van de Staten van Zeeland 4-11-1762 f. 560; Kesteloo, 'Stadsrekeningen van 80

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1989 | | pagina 110