argument voor een andere benoemingsprocedure was, dat niet iedere bewindheb ber hiervoor even bekwaam en ervaren was, en dat het voor de Compagnie beter was dat goed personeel werd aangetrokken. Verder moest men voor de belang rijkste functies aan boord van de schepen - schipper, opper- en onderstuurman, derde waak, assistent, opper- en onderkoopman, commandeur en krankbezorger - worden voorgedragen door een bewindhebber en aangenomen worden door het voltallige bewindhebberscollege144. Voor het departement van de koopmanschappen heeft een vergelijkbare rege ling gegolden. Twee vrouwen voor de huishouding behoorden tot de tweede klasse en extra vrouwen mochten worden benoemd: '...sonder in eenige dassen te rekenen, volgens toeren van boven af, by vacature of noodzakelykheid voor de heeren in der tyd'. Verder mochten bij het overlijden van een bewindhebber in het departement van de koopmanschappen de weduwe of meerderjarige kinderen tot een maand na het overlijden nieuwe garbuleurs benoemen145. De Heren Ze ventien waren niet blij met het gebruik van de verkoop van de ambten. Formeel was dit dan ook verboden, in 1705 werd er nog een 'stilswijgend verbod' op de verkoop der ambten uitgevaardigd146. Maar door de grote belangen waren deze verboden weinig effectief147. De administratie van de kamer: de comptoiren Bij de oprichting van de VOC was niet aan een omvangrijk administratie ge dacht. De bewindhebbers hielden kas aan huis en zij werden geacht boekhouders en kassiers uit eigen zak te betalen. Deze regel bleek niet houdbaar en al spoedig ontstond een ambtenarenapparaat en kregen boekhouders en klerken een vast tractement, in een aantal gevallen aangevuld met emolumenten gebaseerd op provisie over de administratieve of financiële transacties die zij moesten afhan delen. Zo kreeg Jasper Parduijn, de eerste boekhouder van het soldijcomptoir 500 extra 'voor het manieren van de kisten'148. De administratie van de kamer was verdeeld over de verschillende comptoiren van de departementen149. Het departement van de thesaurie, met zijn drie comp toiren, had ongeveer de helft (tien a elf personen) van het kantoorpersoneel in windhebbers: onder-equipagemeester onder-timmerbaas, derde timmerlieden, baas-wantslager met knecht, baas-spinner met knecht, baas- huistimmerman, meester-smid, schippers op de jachten, schippers op de Maeije, schippers op de Bantambootslieden op de werf en hun maten, bootschippers op de schepen, meester-zeilmakers, keurder van het zeildoek, bootslieden op de jachten trompetters op de jachten, koks op de jachten, kajuitwachters op de jachten en botteliers op de schepen. Bron: ARA, Radermacher, inv. 186 f. 23; De Witte van Citters, Contracten van correspondentie, 300. 144. ARA, Radermacher, inv. 235 en 171 (27-9-1731); RAZ. M-P-TvP, inv. 227, Lijst van re commandatie tot officieren op zeven schepen voor de equipage (1773/74). 145. De Witte van Citters, Contracten van correspondentie, 301. 146. ARA, Radermacher, inv. 186 f. 29, Extract uit de vergadering van de XVII (23 oktober 1705). 147. Lequin, Het personeel van de Verenigde Oost-Indische Compagnie in Azië, 47-48. 148. De kisten aan boord van de schepen werden voorzien van merktekens. ARA, Raderma cher, inv. 191, Lijst van tractementen en daggelden van alle officianten, en andere bedienden van de OIC ter kamer Zeeland (juni 1737). 149. Zie hoofdstuk I en bijlage VI. 89

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1989 | | pagina 119