Garbuleurs en andere bedienden
In de lijst van 1790 komt een aantal functies niet voor. Bij het departement van
de koopmanschappen waren nog twee opzichters werkzaam en vier schuursters
die het Oostindisch huis en de jachten schoon hielden167. In het pakhuis te water
was nog een 'oppasser op de katten' en in het ijzermagazijn was de 'klokluyer'
werkzaam. Een bijzondere plaats namen de garbuleurs in. Zij waren arbeiders die
belast waren met het sorteren van specerijen en die bovendien veelal toezicht uit
oefenden op het laad- en loswerk van de grote groep sjouwers. Zij moesten
streng letten op smokkel, maar dit lukte niet altijd; in 1744 kwamen de garbu
leurs in opstand omdat zij de schepen niet meer mochten lossen; op grote schaal
had smokkelhandel plaatsgevonden168.
De lijst van 1790 geeft geen specificatie van de arbeiders van de timmerwerf
(zie tabel 11). In vergelijking met de werf in Amsterdam verdiende de comman
deur van de houtwerkers in Middelburg veel minder, respectievelijk 36 st. en 20
st.. verder verschilden de lonen van de arbeiders in Middelburg en Amsterdam
niet. In Middelburg lagen echter de winterlonen wat hoger. Overigens hanteerden
de kamers van de VOC niet alle dezelfde regels: in Rotterdam bijvoorbeeld be
taalde de kamer aan haar scheepstimmerlieden zes maanden lang 30 st. per dag,
twee maanden 25 st. en vier maanden 20 st.169.
De lonen der timmerlieden zijn niet de gehele 18e eeuw gelijk gebleven. In
1772 klaagde de scheepstimmerman Willem Udemans zijn nood over het gebrek
aan bekwame timmerlieden in Zeeland. Voor 1745 was het gebruikelijk bij de
kamer Zeeland om in tijden van nood bekwame timmerlieden uit Zaandam en el
ders te halen. In die tijd was het namelijk nog mogelijk om deze mensen met een
hoger loon van 2 a 4 stuivers naar Middelburg te krijgen, maar sedert 1745 werd
dit door de bewindhebbers verboden. Nadien mocht er niet meer dan 30 st. per
dag worden betaald voor een timmerman, hetzelfde bedrag dat ook op de Com
pagnie werf in Amsterdam werd betaald en ook op de particuliere werven in Am
sterdam. In 1772 lukte het dan ook niet om timmerlieden naar Zeeland te krij
gen170.
(beide te Middelburg) en het Algemeen Rijksarchief te Den Haag. Hier is het Haagse exem
plaar gebruikt (ARA, VOC, inv. 11.048), dat in handschrift is bijgewerkt tot 1797; RAZ. M-P-
TvP, inv. 227, Lijst van 't getal der garbuleurs en andere arbeidslieden, bescheiden in Comp.
pakhuisen, slagthuisen en werkzolders bij de Oostlnd. Comp. ter kamer Zeeland, onder dato 15
maart 1794; ibidem. Lijst van 't getal der bediendens, garbuleurs en andere arbeidslieden, be
scheiden in Compagnies pakhuisen, slagthuisen, en werkzolders, bij de Oostlndische Compag
nie ter kamer Zeeland, onder dato den le maart 1796; ibidem. Opgaaf van het getal der Werk
lieden en gegageerden van de Oostlnd. Comp. kamer Zeeland aan de timmerwerf, sjouwerij,
spinbaan, draaijbaan, zeijlmakerswinkel volgens de rollen van 5 maart 1796; Van Eyck van
Heslinga, Van compagnie naar koopvaardij53 e.v.
167. RAZ. M-P-TvP, inv. 227, Lijst van het getal der garbuleurs en andere arbeidslieden, be
scheiden in Comp. pakhuisen slagthuisen en werkzolders bij de Oostlnd. Comp. ter kamer Zee
land 15 maart 1794.
168. ARA, Radermacher, inv. 315 (1744).
169. Gaastra,'Arbeid op Oostenburg', 76.
170. ARA. Radermacher, inv. 230, Opmerkingen van W. Udemans over het langzaam voort
gaan van de nieuwe schepen en reparatien (7 december 1772); A.J. Deurloo, 'Bijltjes en klou-
wers', Economisch- en Sociaal-Historisch Jaarboek 34 ('s-Gravenhage 1971) 12.
94