Afb. 4. Het gebouw van de Oost-Indische Compagnie aan de Rotterdamse Kaai te Middelburg, verwoest in 1940. Opname van ca 1900. Een schatting, die gemaakt is voor timmerlieden op Amsterdamse particuliere werven, komt op een uitbetaling van 170 dagen zomergeld en 56 dagen winter- geld. De grootste groep timmerlieden die respectievelijk 30 st. en 22 st. per dag verdienden zouden een jaarinkomen van ruim ƒ316 hebben gehad. In hoeverre de werkdagen bij de VOC daarvan afweken, is niet te zeggen. Zoals reeds ge zegd bood de Compagnie veel meer continuïteit, maar toch werden mensen wel ontslagen. In 1768 werden door gebrek aan werk op de timmerwerf nog negen sjouwers en negentien timmerlieden op straat gezet171. Maar ook seizoensinvloe den en metereologische omstandigheden - het werk vond immers grotendeels in de openlucht plaats - konden natuurlijk veel werkdagen verloren doen gaan. Ook de betaling in daggeld - daggelden werden eens per veertien dagen uitbetaald, tractementen eens per kwartaal - betekende grote bestaansonzekerheid. Waar schijnlijk was toch de positie van de arbeiders van de Compagnie beter dan die 171. ARA, Radermacher. inv. 230, Opmerkingen van W. Udemands over het langzaam voortgaan van de aanbouw van nieuwe schepen en repareeren (7 december 1772); inv. 243, No titie van de afgedankten op de Comp. werf (9 april 1768). 95

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1989 | | pagina 125