weeshuis, dat op zijn beurt de jongens wat zakgeld gaf. Het verschil was uiter
aard voor het weeshuis. Op deze manier kwam de kamer op een gemakkelijke
manier aan 'jongens' en 'jong matrozen'. Indien ze in Azië in leven bleven, was
het voor de wezen heel goed mogelijk carrière te maken bij de VOC191.
De lonen van de dienaren aan boord van de schepen bleven door de eeuwen
heen ongeveer gelijk. Zeelieden verdienden tussen 7 en 12 per maand, solda
ten circa 9, scheepsonderofficieren 8 a 24, stuurlieden konden tot 50 per
maand verdienen en de schipper verdiende tussen 50 en 80 of zelfs 100. De
salarissen van de hoge dienaren die als passagiers meevoeren waren hoger dan
die van de schipper. Door de expansie in Azië, de groeiende vloot en de toename
van het aantal reizen nam in de loop van de 18e eeuw het personeelstekort toe.
Dit is vooral opmerkelijk omdat de bevolkingsgroei in de Republiek weliswaar
stagneerde en in bepaalde gebieden zelfs daalde, maar aan de andere kant de ach
teruitgang van arbeidsintensieve industrieën een grote werkloosheid veroor
zaakte en zo het aanbod van werkkrachten vergrootte. Het is de VOC niet gelukt
om in voldoende mate van dit aanbod te profiteren en men bleef de grootste
moeite hebben om in de personeelsbehoefte te voorzien. De kwalitatieve achter
uitgang van het VOC-personeel, zeker in de tweede helft van de 18e eeuw, valt
onder andere op te maken uit klachten, geuit door verschillende bewindhebbers
en uit de aanmonstering van meer onervaren buitenlanders als 'geschoolde' ma
trozen op de schepen van de Compagnie.
De aantallen
Om inzicht te krijgen in de werkgelegenheid en de aantallen personen die de
Compagnie in dienst heeft gehad, staan twee min of meer verschillende wegen
open. Via de scheepssoldijboeken is het mogelijk de hoeveelheid mensen te ach
terhalen die naar Azië zijn vertrokken. Dit geeft echter geen inzicht in de hoe
veelheid mensen die, in een bepaalde periode, werkzaam was voor de VOC. Via
de land- en zeemonsterrol, die sedert 1686 is samengesteld, wordt het mogelijk
dit wel te berekenen.
Tabel 13. Totaal aantal 'binnenlandse' zeelieden, in de 18e eeuw (inprocenten
officieren onderofficieren manschappen ambachtslieden
VOC 80,7 68,6 55.4 46,1
kamer Zeeland 85,1 69,4 49,1 28,5
Van de miljoen mensen die vanuit de Republiek zijn vertrokken hebben onge
veer 222.000 zich ingescheept bij de kamer Zeeland. De kamer heeft dus net iets
minder dan haar aandeel van een kwart van de mensen verscheept naar Azië. Dit
kan verklaard worden doordat de schepen van Zeeland gemiddeld groter waren
191. E. van der Doe en A. Wiggers,'Varen voor de kamer Zeeland van de VOC. Eenige op
merkingen over zeevarenden aan boord van de Zeeuwse schepen in de 18e eeuw', Zeeuws Tijd
schrift 6 (1987) 209-221 aldaar 213 e.v.
100